De hugenoten en het
hugenotenkruis
Omdat het Belgisch protestantisme een tweetalig gebeuren is, en dus een
bicultureel verschijnsel, kan het nooit kwaad om naast de "Nederduitse"
reformatie ook enige aandacht te schenken aan de historie van de reformatie in
Frankrijk. België is ook wat dit betreft weer een trefpunt en smeltkroes van
Europese culturen. U vindt informatie over:

De naam 'hugenoten'
Het woord 'hugenoten' is waarschijnlijk een verbastering van het Zwitserse
'Eidgenossen' (Iguenots). In de 2de helft van de 16de eeuw komt deze naam voor
als een ietwat denigrerende naam voor de Franse protestanten. Deze bijnaam
wordt vervolgens door henzelf als erenaam aanvaardt (vgl: "les gueux", de
bedelaars, de geuzen als erenaam van de Vlaamse protestanten). Als gevolg van
de onderdrukking en vervolging worden in de 16de en vooral in de 17de eeuw
vele hugenoten gedwongen te vluchten naar gebieden waar geloofsgenoten wonen
of waar een grotere tolerantie heerst dan in frankrijk. Daar stichten zij dan
vaak eigen 'vluchtelingenkerken' (Églises du Refuge, vandaar 'réfugiés').
Voor 1530 waren er slechts individuele 'Franse protestanten' op de vlucht
(o.a. Guillaume Farel en Jean Calvin), meestal richting Zwitserland. De eerste
grote vluchtelingenstroom kwam op gang na 1560. Bij hen sloten zich ook de Walen
aan uit de zuidelijke Nederlanden, op de vlucht voor de Spaanse macht. Berucht
is in dezen de Bartholomeüsnacht in 1572. Tot die tijd was het een nog niet
uitgemaakte zaak hoe Frankrijk (als buitenbeentje in het Europa, waar de
Habsburgse vorsten Spanje, de Nederlanden, Duitsland en Oostenrijk beheersten in
nauwe verbondenheid met de roomse Kerk) zich zou gaan verhouden tot de nieuwe
religie. Het kon nog alle kanten op, zij het dat zonder goedkeuring van de
Franse koning geen blijvend protestants centrum in Frankrijk kon ontstaan.
En de officiële lijn van de koning was sinds Frans I duidelijk
antireformatorisch. De Waldenzen, die zich sinds 1532 aangesloten hadden bij de
Zwitserse reformatie werden zwaar vervolgd. Leden van de plaatselijke adel namen
hen soms in bescherming. Zij durfden dat doen, mede doordat vanuit Genève hen
duidelijke geluiden bereikten dat de reformatie mocht, ja moest nagestreefd
worden ondanks verboden van overheidswege. De lagere adel had van Calvijn in
dezen zelfs de permissie en opdracht gekregen om des gewetenswille hierin
subversief te zijn.
Onder Hendrik II nam de vervolging toe. Toch waagden de Franse protestanten
een nationale vergadering te Parijs. In 1559 kwamen predikanten en ouderlingen
vanuit het hele land bijeen in een synode. Naar een door Calvijn verstrekt model
stelden zij daar een geloofsbelijdenis vast, de confessio Gallicana. In
een kerkorde (discipline) regelden ze de nieuwe kerk zowel plaatselijk als
regionaal als landelijk in een zogeheten presbyteriaalsynodaal
kerkverband(1): Geen gemeente mag over een andere
heersen, gemeenschappelijke zaken moeten in provinciale of nationale synoden
worden beslist en zulke synoden bestaan uit predikanten en ouderlingen
(presbyters), die door de gemeenten of groepen van gemeenten zijn afgevaardigd.
Deze geloofsbelijdenis en kerkorde is later via de Henegouwse predikant Guido de
Brès (van Bergen, werkzaam te Rijssel en Gent) in een eigen bewerking ook de
grondslag geworden van de protestantse kerken in de Nederlanden (confessio
Belgica (z.b. pag. 7). De Kerkorde die in 1618 in Dordrecht werd opgesteld voor
de Nederlandse Hervormde Kerk loopt gelijk op met het Franse voorbeeld.
Na de dood van Hendrik II nam Catharina de Medici als regentes de regering
over. Zij speelde de leden van de adel, waaronder er velen waren die
sympathiseerden met het protestantisme (inclusief leden van de hoge adel, ja
zelfs tot in de koninklijke familie toe), behendig tegen elkaar uit. De roomse
fractie werd geleid door de fam. De Guise, de protestantse door leden
van de familie Condé. Een godsdienstvrede zoals uiteindelijk in
Duitsland in 1555 was bereikt, was in dit centralistisch bestuurde land niet
denkbaar. Het was voor heel Frankrijk "entwederoder". Als de gereformeerden dus
een eind aan de vervolging wensten, dan moesten ze er voor vechten. Toen in 1562
De Guise een bijeenkomst te Vassy met de wapens neersloeg, brak er een
burgeroorlog uit, die met enkele onderbrekingen heeft geduurd van 1562 tot 1598.
Als leider van de protestanten trad admiraal Gaspard de Coligny naar
voren. Daar de opeenvolgende koningen weigerden de knoop door te hakken door
radicaal partij te kiezen bleef de toestand onzeker. Rond de jaren '70 ontstond
er oorlogsmoeheid en werden er wapenstilstanden en zelfs vredesakkoorden
gesloten, ja De Coligny werd zelfs toegelaten tot het hof. Een echte
oecumenische vrede leek mogelijk in Frankrijk, toen in 1571 de protestantse
vorst Hendrik van Navarre ging trouwen met de zus van de katholieke koning van
Frankrijk, Karel IX. De protestantse adel was genodigd en kwam ook naar Parijs
voor de bruiloft.
In deBartholomeüsnacht van 23 op 24 augustus 1572 liet Catharina de Medici
hen allen overvallen en vermoorden, terwijl zo wil het verhaal de koning uit het
vensterraam toekeek. Die nacht vielen in Parijs vermoedelijk 500 doden, buiten
Parijs in de volgende dagen zeker 30.000. Het protestantisme, dat naar schatting
toen zeker een derde van de bevolking omvatte, verloor in één slag zijn leiders.
De strijd echter ging door en meer en meer gingen juristen op zoek naar een
constructie, waarbij het land één zou kunnen blijven en toch de hugenoten
plaatselijk zouden kunnen worden toegestaan hun geloof te beoefenen. Toen in
1589 Hendrik van Navarre, als naaste verwant van de koning rechten
kreeg op de troon, werd hem de toegang tot Parijs echter geweigerd gezien zijn
actief protestantse verleden (Hij was ondermeer legeraanvoerder der hugenoten
geweest). In 1593 ging hij tot grote teleurstelling van de hugenoten over tot
het roomskatholicisme ("Paris vaut bien une messe."). Als koning
Hendrik IV probeerde hij vervolgens wel het conflict te beëindigen en zo
vaardigde hij het edict van Nantes uit (1598): Officieel bleef
Frankrijk een roomskatholieke staat, maar de hugenoten kregen een aantal
vrijsteden, pandsteden (places de sûreté) toegekend. Ook leden van de adel
mochten in hun bezit protestantse kerkdiensten houden. Protestanten behielden
hun burgerrechten.
Dit genade-edict van Nantes (1598) ter pacificatie van de religieuze
tegenstellingen werkte in de praktijk echter niet. Kardinaal Richelieu
probeerde de politieke zelfstandigheid van de protestanten met geweld te breken
en belegerde de pandsteden, waarvan de bekendste La Rochelle is (1629 belegerd).
Onder de zonnekoning, Lodewijk XIV, begon een vervolging van formaat (Un
roy, une foy et une loy). Als absoluut vorst wilde hij absolute eenheid
(L'état, c'est moi). Voor minderheden was in zijn rijk geen plaats. De
protestanten verloren hun burgerrechten en hun scholen en kerken liet hij
sluiten. Vele hugenoten namen opnieuw de wijk. In Engeland, NoordNederland en
Pruisen bijv. waren zij zeer welkom, want zoals reeds aangeduid ze waren
waardevolle economische krachten, ijverig en bekwaam (veel knowhow). De Franse
economie begon er zelfs onder te lijden. Een emigratieverbod en gedwongen
bekeringsacties waren het gevolg: kinderroof, afpersing, inkwartiering
(dragonnades). Predikanten werden gevangen gezet en meestal tot de galeien
veroordeeld.
Omdat er zogenaamd geen protestanten meer waren trok de koning in 1685 het
edict van Nantes in. Naar schatting 500.000 hugenoten waren het land ontvlucht.
De vele nouveaux convertis, onder dwang bekeerden, verzwakten
uiteindelijk de roomse kerk, daar afkeer bij hen overheerste. De
onverschilligheid en vrijdenkerij hebben niet voor niets als eerste in Frankrijk
hoge toppen gescheerd.
De achtergeblevenen waren nog niet aan het einde van hun lijden. De wrede
behandeling ging voort. In de Cevennen begon in 1702 een opstand van de
camisards (camise = hemd, kiel). een goed georganiseerd verzet
wist enkele jaren grote legermachten op een afstand te houden. En ookal werd ook
deze opstand tenslotte in veel bloed gesmoord, duizenden bleven bijeenkomen op
eenzame plaatsen om kerkdiensten te houden. Vooral de naam van de predikant
Antoine Court is aan deze periode verbonden. (16951760). Als een Église
du désertbleef de hugenotenkerk bestaan. Na 1729 leidde ds. Antoine Court
predikanten voor Frnakrijk op in Lausanne. Zijn opvolger Paul Rabaut
(17181794) waagde evenveel. Pas na 1752 luwde de vervolging enigszins, ook
doordat de philosophes zich af en toe inzetten voor een grotere
tolerantie. Zo heeft Voltaire bijv. de pen opgenomen na de gerechtelijke moord
op Jean Calas: een protestantse pendant van de Dreyfussaffaire. Het is
uiteindelijk de revolutie in 1789 die de protestanten (net als in België) de
godsdienstvrijheid schenkt. Nakomelingen van de "Réfugiés" noemen zich ook
vandaag nog graag 'hugenoten', ook als ze de belijdenis der vaderen allang niet
meer toegedaan zijn.
Wat stelt het hugenotenkruis voor? Het
hoofdbestanddeel is het zogenaamde maltezerkruis.
Het kenteken van de ridders van Malta, een geestelijke ridderorde uit de
Middeleeuwen. Het kruis heeft gelijke armen, wijd uiteenlopend aan de top;
misschien een figuur, die verkregen is door vier pijlpunten naar het midden te
keren. Het maltezerkruis is door hugenoten aanvaard, omdat men wel christenen
wilde zijn, gekenmerkt door het kruis, maar niet door het 'Latijnse' kruis,
het 'roomse'. Het maltezerkruis wordt gezien als symbool der wedergeboorte. De
acht punten stellen voor de acht zaligsprekingen uit het Evangelie (Mt.
5:3-10)
De armen van het kruis worden verbonden door een
krans
van vier lelies, symbolen van reinheid en trouw, of veel
waarschijnlijker : lelie = lisbloem = fleur-de-lys : symbool van het
Franse koningshuis. [De 4 harten waar men ook graag naar verwijst, lijken
mij eerder een toevalligheid (complement van de lisbloem) dan een beoogd
effect].
Het oorspronkelijke aanhangsel onderaan was
peervormig, volgens sommigen een kruikje (teken van de zalving van de Franse
koningen? of met de Geest?), volgens anderen een traan (teken van het lijden
der Franse protestanten). Omstreeks 1688 is dit peervormig aanhangsel
vervangen door de duif, het symbool van de Heilige Geest.
Telt men alle punten (parels en lelies) bij elkaar op,
dan krijgt men het getal 12, overeenkomstig de 12 artikelen van het 'algemeen
en ongetwijfeld christelijk geloof, waarvan de hugenoten zich belijders
wisten.

1. 1 Volgens protestantse opvatting is er naast de H. Schrift geen andere
gezagsinstantie (zoals bijv. de traditie) en aangezien de Schrift zelf geen
uitgewerkte kerkorde of ambtenleer bevat, is de vormgeving van de kerk, de
organisatie, een geestelijke zaak en dient dus 'theologisch' te geschieden,
d.w.z. recht te doen aan 'hoe God in Christus zijn kerk regeert'. Een
protestantse kerkorde mag dus twee dingen nìet doen:
a. Door overorganisatie de vrijheid
van de geest belemmeren
b. Door te grote vrijheid de orde van de geest ontkennen.
Het hiërarchisch kerkmodel van de Romana met haar sacrale
ambtsopvatting komt dus voor haar niet in aanmerking. Het onderscheid tussen
leken en clerus bestaat immers in het Nieuwe Testament niet. Elke gelovige
staat daar gelijk voor God. Omdat elke 'groep' een structuur moet hebben, wil
ze niet uit elkaar vallen, zijn er in de protestantse traditie verschillende
nieuwe kerkmodellen ontwikkeld, waarbij ook niet te verwaarlozen experimenten
in verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben plaatsgehad. Het
moderne subsidiariteitsbeginsel is in wezen door de calvijnse reformatie al
halfweg de 16de eeuw geformuleerd en gepraktiseerd in het
presbyteriaal-synodaal kerkbestel.
|