De hagepreken, een revolutie
Toen Maarten Luther in Wittenberg
rond de 31e
oktober 1517 zijn 95 stellingen tegen de aflaat publiceerde, kwam de
eenheid van de Rooms-katholieke kerk (en het heilige Roomse Rijk van de
Habsburgers) onder grote druk te staan. Enkele jaren later begon ze te barsten.
Tot in Antwerpen liepen de breuklijnen. De Duitsers van de Hanze (de eerste
multi-nationale handelsonderneming) en wat later ook allerlei kooplieden uit
Zuid-Duitsland die in de metropool handel dreven, brachten hun overtuiging mee
naar Antwerpen en hielden er hun mond niet over. Bovendien vonden zij al spoedig
een geestelijke steunpunt in het Augustijner klooster van Antwerpen, dat tot
dezelfde congregatie behoorde als het klooster van Luther in Wittenberg. Via de
'interne' kloosterpost werden nieuwe ideeën en gedachten razendsnel
gecommuniceerd. De Augustijner monniken waren zeer onder de indruk van Luthers
protest tegen de mistoestanden in de Roomse kerk en preekten begin jaren '20 in
hun kapel openlijk tegen de aflaat en andere voor het heil schadelijke zaken. De
twee eerste martelaren van de reformatie stammen uit dit klooster (Hendrik Voes
en Johan van Esschen, 1 juli 1523 op de markt van Brussel verbrand). Het
klooster werd op last van keizer Karel V opgeheven, ontmanteld en afgebroken als
een oord van verderf. Alleen de nog recent uitgebreide*
kapel werd gespaard en later
verbouwd tot
parochiekerk voor het toen sterk uitbreidende stadkwartier: Sint Andries (De kerk
is te bezichtigen). Dat ook de inmiddels op punt gestelde boekdrukkunst een
stevig 'steentje' bijdroeg aan de snelle verspreiding van de reformatie, spreekt
voor zich.
In de St.Andrieskerk werd een
klein, maar terzake, plakkaat opgehangen, waar dit verhaal wordt
verteld, en waar de beide broeders als 'geloofsgetuigen' worden herdacht,
niet meer als ketters, een mémorial. In 2006 vond er een symposium plaats
over ‘de eerste martelaren van de reformatie’. Het geheel werd bekroond met
een concert, ingericht door de vzw. St. Andries rond ‘Luther en de muziek’,
waar een ad-hoc muziekgezelschap ook Luther's 'ballade van de
martelaren te Antwerpen' ten gehore bracht.
Zie hier de tekst van die ballade, het
programma van dat concert en de tekst die toen werd uitgesproken.
Maar, waar het Lutheranisme verschijnt, daar is zijn jongere broer (of is het
een tweeling?) nooit ver
weg: het anabaptisme, de wederdopers. De broedertwist is hoog opgelopen en voor
de reformatie goed en wel zijn weg gevonden had, was het zelf ook al hartgrondig
verscheurd. De revolutionaire tonen die de wederdopers aansloegen (niet alleen
tegen de kinderdoop, maar vooral ook op politiek terrein) waren een gruwel in de
ogen van katholieken èn Lutheranen. Bij hun 'betogingen' riepen ze om twee
dingen: 'om der papen bloed en der burgeren goed'. Hun aanhang was groot onder
de armste lagen der bevolking en aangezien de macht in Antwerpen ook toen al
samenspande met het kapitaal, richtte zich de ketter-vervolging vooral tegen
deze wederdopers. De Lutheranen, die gehoorzaamheid hoog in het vaandel hadden
staan en die welstellend en van economisch belang waren voor de scheldestad,
werden bij de kettervervolginen vrijwel ongemoeid gelaten. Voor 1566 werden
slechts 4 à 5 Lutheranen ter dood gebracht, terwijl in de korte tijdsspanne van
1558 - 1566 mar liefst 73 wederdopers gedood werden.
Men krijgt, zo schrijft Van Roey, de stellige indruk dat, als er
vanuit Brussel werd aangedrongen op een strengere naleving van ketterplakkaten
en dus vervolging van de ketters, de Antwerpse stedelijke overheid snel wat
anabaptisten liet oppakken veroordelen tot de brandstapel of verdrinking of
levend begraven worden. (u mag kiezen). Dezelfde beschermende hand, die het
stadsbestuur hield boven het hoofd van de Lutheranen, hield het stadsbestuur ook
boven het hoofd van de -voor de inquisitie uitgeweken- Spaanse of Portugese
Joden. De verdraagzaamheid van Antwerpen is dus een selectieve verdraagzaamheid
'omwille van de smeer', een praktische tolerantie en gastvrijheid ten opzichte
van 'economisch waardevolle elementen'. Wie zei ook al weer dat er niets nieuws
onder de zon was?
Deze periode (van relatieve tolerantie) duurt tot Karel (een echte
Bourgondische Zuidnederlander) afstand doet en Filips (een echte Spanjaard)
koning wordt (1555). Terzelfdertijd wordt vanuit Frankrijk de invloed van het
calvinisme groter en groter en alras overvleugelen de calvinisten de lutheranen.
Opnieuw vooral succesrijk in koopmanskringen, maar in tegenstelling tot het
Lutheranisme óók bij de arbeiders, de middenstand en de lagere adel, een
gevolgenrijke combinatie. Zij waren strijdbaar en hielden er ook duidelijk
politieke ideeën op na: een overheid mag/moet op Gods woord worden aangesproken
(vandaar de vele confessies met als adres: de overheid) en wanneer zij faalt ten
opzichte van de eisen van Gods woord, mag de overheid bestreden worden.
Iets wat conform deze richtlijnen ook gaat gebeuren (vanaf 1568, begin
80-jarige oorlog). In Antwerpen gist het onderwijl op alle fronten. Filips had
politieke en kerkelijke reorganisatieplannen, waardoor enerzijds de rol van de
adel in de regering van de Nederlanden werd teruggedrongen en anderzijds
Antwerpen een bisschopszetel zou krijgen. Beide ideeën waren niet naar de zin
van de stadsregering. De hoge adel protesteerde met succes: Granvelle (de man
die over de edelen zie: Het zijn maar 'geuzen' (des gueux = bedelaars) moest
vertrekken en Margaretha van Parma, halfzuster van de koning kwam naar Brussel
als landvoogdes. De bisschop werd zo lang mogelijk buiten de stad gehouden (de
eerste benoemde bisschop van Antwerpen, Filips Nigri is zelf nooit gewijd
geraakt).
Dat hier zowel bij kerk als staat een financiële motivatie de hoofdrol
speelde (vrijheid van handel, in eigen beheer houden van opbrengsten uit
kerkelijke goederen etc...), moeten we niet vergeten. De calvinisten in
Antwerpen voelden zich in een 'winning mood' en uitten hoe langer hoe
duidelijker hun ontevredenheid met het feit, dat zij hun bijeenomsten nog steeds
in het geheim moesten houden. Het feit dat Margaretha van Parma op verzoek
(request) van de adel de ketterplakkaten wel niet letterlijk matigde, maar toch
in hun toepassing toegeeflijker werd, wekte de appetijt op van de calvinisten.
De doordrijvers onder hen nemen het voortouw en sturen aan op een openlijke
strijd tegen de 'paapschen' om Antwerpen tot een protestantse stad te maken. In
plaats van geheime bijeenkomsten buiten de vestingen, worden er nu publieke
bijeenkomsten gehouden, nog wel buiten de stad, maar niet meer in het
verborgene. Er wordt gepreekt, er worden psalmen en gezangen gezongen, zo luid
dat men het a.h.w. tot in Brussel moest horen. De calvinisten lieten zich niet
meer ontkennen of kleineren. Deze hagepreken konden zich in een grote
belangstelling verheugen, ook al was het bijwonen ervan toch niet geheel
ongevaarlijk, getuige het feit dat de bijeenkomsten werden bewaakt door eigen
gewapende ordehandhavers.
Een goede indruk van zo'n hagepreek krijgt men van de bekende gravure van
Frans Hogenberg uit Mechelen (hier afgebeeld met toestemming van het
Stedelijk Prentenkabinet Antwerpen. NB: eerste druk: 1570, Keulen...
click op de afbeelding voor een grotere versie). Het schetst een hagepreek ten Zuiden
van Antwerpen op het Kiel. Als datum wordt gegeven: 14 juni 1566. Bovenaan bij de Schelde-oever staat een groepje
mensen te luisteren naar een predikant, die vlakbij een kerkje staat te preken.
Volgens het bijschrift op de muur zijn hier de 'Confessi' samen.
Dit is een aanduiding voor de Lutheranen, die sinds 1555 verenigd zijn in de
Augsburgse confessie, ook wel Martinisten
genoemd. Dat er voor het kerkje op het Kiel gepreekt wordt, kan historisch
verklaard worden omdat de pastoor van 't Kiel (Cornelis Huberti) al vroeg
sympathiseerde met Luther en ook zijn opvolger Hendrik Mathys nogal protestants
klinkende predikaties durfde houden. [De kerk zelf was rond 1558 heringewijd na
een eerdere brand, de toren nog niet klaar...?] Op de prent zijn nog twee andere groepen duidelijk te onderscheiden en ook
duidelijk van elkaar gescheiden: Linksonder, onder de bomen staan een aantal
mensen te luisteren naar een predikant. Het bijschrift (bij de prent)
identificeert deze groep als de 'Walsche', d.w.z. de
franssprekende calvinisten. De frans(talig)e gemeenschap in Antwerpen was toen groot en
is naar het rampjaar 1585 toe alleen maar gegroeid: Voor de oprukkende troepen
van Alva en later Farnese uit vluchten de Walen (en de uit Frankrijk uitgeweken
hugenoten) naar de grote steden van het Noorden, bolwerken van calvinisme en de
grootste onder deze was Antwerpen. Vooral uit Henegouwen en Doornik kwamen er
velen. Trouwens: dhr. Christophe Plantin is geboortig van Poitiers. De laatste groep
wordt op de prent geïdentificeerd als
de 'Calvinsche', de Nederlandstalige calvinisten. Een diepe
(communitaire) kloof scheidt hen van hun 'Walsche' broeders. Vooral hier vallen
de gewapende wachten op. De verhouding in 1566 (en eigenlijk tot in 1585, val
van Antwerpen) tussen Lutheranen en Calvinisten was volgens Van Roey ongeveer
éénderde tegen tweederde. Over de historische betrouwbaarheid van de prenten van
Hogenberg, die wij een 'beeldjournalist' zouden kunnen noemen, valt te twisten, maar de 'groepsvorming' klopt historisch
in elk geval wel. Ik vermoed dat Hogenberg op deze plaat drie geolocaal
gespreide bijeenkomsten op één prent heeft willen samenbrengen: De Lutherse
predikaties op het Kiel, en de calvinistische (Franstalig en Nederlandstalig) in
de buurt van Berchem-bos (vandaar het 'bos'). Ik voel mij gesterkt door de
perspectivische vertekening van Antwerpen in de veel te verre verte,
waardoor de 'Steenweg op Mechelen' (beginnend bij de St Jorispoort) er ook op
kan. De grenspaal van Berchem, zoals u weet, staat bij het Harmoniekpark,
voorheen het Galgenveld... Ziet u de galgen staan tussen de Calvinistische
bijeenkomsten en t' Stad... Saillant détail: ook op het Galgeweel (Linkeroever)
zijn ze te zien...
Tenslotte, voorzover geweten, werden er overal buiten Antwerpen (en de andere
steden) hagepreken gehouden vanaf half juni 1566. Naast het Kiel is het zeker
dat ook op het Laar (Borgerhout) en in en rond het Berchembos zulke
bijeenkomsten geregeld plaatsvonden. Naast een religieuze doelstelling (opbouw,
onderricht en stichting der gemeente) hadden zij ook een propandistische,
politieke strekking. De Calvinisten (en de Luthersen volgens deze prent
evenzeer) eisten erkenning van hun bestaan en hun recht op vrije
godsdienst(uit)oefening. Geïnformeerd door haar spionnen en correspondenten ter
plaatse hoorde de landvoogdes van het succes van de hagepreken en zij vreesde
voor escalatie. Escalatie betekende onrust en onrust en was en is niet goed voor
de handel. Zij stuurde, geadviseerd door bepaalde koopmanskringen en het
stadsbestuur, een lid van de Raad van State naar Antwerpen om poolshoogte te
nemen en vervolgens op een zo diplomatiek mogelijke wijze orde op zaken te
stellen. Zo komt het, dat op 13 juli 1566 te Antwerpen arriveert: Willem van
Nassau, prins van Oranje en burggraaf van Antwerpen.
Het lukt hem niet om de calvinisten te overtuigen dat zij zich beter koest
zouden houden, zij ruiken daarentegen hun kans. De zaak escaleert. De hagepreken
worden steeds openlijker, a.h.w. onder de neus van de magistraten georganiseerd.
De gewapende lieden die de hagepreken zogezegd bewaakten werden talrijker en
traden steeds driester op. De tijd was nabij, dat zij niet meer in de hand
gehouden zouden kunnen worden. Op 20 augustus gebeurt het onvermijdelijke. De
traditionele ommegang van de Heilige Maagd, patrones van de stad, waar trouwens
Willem van Oranje nog keurig mee was opgestapt, was achter de rug, de feesten
voorbij. Willem was weer teruggekeerd naar Brussel: De menigte, hierin
opgezweept door enige 'diehards' onder de predikant, bestormen de kerkgebouwen
en maken ze klaar voor de protestantse eredienst: de beeldenstorm, begonnen in
het Zuiden op 15 augustus, heeft Antwerpen in haar ban.
Als ze dan geen kerkgebouwen krijgen van de overheid, dan nemen ze ze maar.
(De laatste studies op dit terrein van dr. Guido Marnef suggereren sterk dat de
kerkeraad van Antwerpen welbewust op een 'keurig nette beeldenstorm' heeft
aangestuurd ten einde de kerkgebouwen zelf te kunnen gebruiken). Het plan
-voorzover dit er al was- lukt niet, de kerken moeten na de storm aan de
katholieken teruggegeven worden, maar wèl kwam de toestemming om ook binnen de
stad predikaties te houden. De hierboven al genoemde pastoor Mathys van het Kiel
krijgt het voor elkaar, gebruik makend van de verwarring waarschijnlijk (was hij
nou pastoor of Luthers, hoe was 't ook al weer?), om te preken in de
St-Joriskerk binnen Antwerpen. Elders in de stad beginnen de protestanten eigen
kerken te bouwen. De éne op de Wapper (bij het Rubenshuis) werd een Waalse ronde
kerk, de andere, vlak daarbij op de Mollekensrame aan het Hopland, werd een
lange 'Duytsche' (=Nederlandstalige) kerk. Verder verschijnen er gebouwen aan de
Oudaan en de Reigersgang bij de Rode Poort aan de Paardenmarkt (beide: Luthers).
De tijd van de hagepreken was voorbij. Ze was kort geweest, maar krachtig.
D. Wursten
*Vanwege de enorme publieke belangstelling voor de
preken moesten er gaanderijen/galerijen bijgebouwd worden, aldus E. Van
Meteren, Nederlandsche Historie, Eerste boek, fol 12v, maar ja,
dat is wel pas in 1599 dat hij dit schrijft. Ik heb geen oudere bron gevonden
die dit vermeldt.)
bronnen:
- J. Van Roey, De val van Antwerpen, 17 augustus 1585 - voor en na,
uitg. de dageraad Antwerpen, 1985 (antiquarisch nog verkrijgbaar)
- A.K.L. Thijs: Van geuzenstad tot katholiek bolwerk,Antwerpen en de
contrareformatie, Brepols 1990
top
|