Antwerpen/Brussel, 1 juli 1523,
een dag waarop Europa veranderde

home | up

Achtergrond: Op 1 juli 1523 stierven op de Grote Markt te Brussel twee Antwerpse monniken op de brandstapel: Hendrik Vos en Johan Van den Essen. De aanklacht? Het aanhangen van de 'Lutherse ketterije'. Deze twee jongemannen waren de eersten wier leven werd afgenomen omdat ze het christelijk geloof geheel anders wilden beleven dan de officiële (rooms-katholieke) kerk voorschreef. Ga meteen naar hun verhaal...    

Het gebeuren schokte indertijd de hele weldenkende wereld (hoe men het verder ook 'waardeerde'). Het is een cruciaal moment in het ontstaan van een diepe breuklijn in christelijk West-Europa. De formatie van 'wederzijds elkaar uitsluitende confessionele identiteiten' wordt hier ingezet, die de eeuwen daarna een constante factor is in het politieke/militaire getouwtrek om de macht in Europa. In de Sint-Andrieskerk te Antwerpen (locatie van het Augustijnerklooster) is een speciale hoek ingericht voor deze zwarte bladzijde. Hierdoor wordt de kerk die hun namen moest uitwissen omgevormd tot een plek der gedachtenis...

  • 2006: Op 16 juni 2006 vond er in Antwerpen een symposium plaats over de ‘de eerste martelaren van de reformatie’. Dit zou niet vermeldenswaard zijn ware het niet dat dit symposium doorging in de kerk van St. Andries, gebouwd op de ruïnes van het in 1522/3 verwoeste augustijnerklooster. Twee broeders uit dat klooster, Johan vanden Essen en Hendrik Vos, betaalden voor hun evangelische geloofsijver op 1 juli 1523 met de dood. Het colloquium werd gevolgd door een tentoonstelling.  Een afsluitend concert werd ingericht door de vzw. St. Andries rond ‘Luther en de muziek’ (7 oktober 2006). Ook dit werd een passend tribuut. Niet enkel reciteerden (zongen?) de beide jongemannen op de brandstapel het Credo en het Te Deum, maar heeft het bericht van hun dood bij Luther de dichtader opengebroken, die nadien in zovele kerkliederen is gaan stromen. Saillant détail tot slot: Organisator van het colloquium was de katholieke universiteit van Tilburg (o.a. Dick Akerboom, Marcel Gielis). Ik zelf had de eer om het concert te mogen organiseren en de teksten uit te spreken.

  • 2017 (Lutherjaar) : van augustus t/m oktober 2017 liep in de Sint-Andries de tentoonstelling: 'Een Lutherse lente in Antwerpen': Daar werd ook dit verhaal met de nodige context verteld. De 10 panelen kunt u digitaal nog eens bekijken op https://luther2017.procant.be/een-lutherse-lente-in-antwerpen/ 

  • 2023: een speciale website gewijd aan het Augustijner klooster: https://antwerpseaugustijnen.procant.be, met veel 'bronmateriaal' - in wording . Lees ook het artikel in het Nederlands Dagblad van 1 juli 2023

Op deze pagina: tekst van en vertaling van Luther's gedachtenislied, de ballade van de twee jongemannen: Ein neues Lied wir heben an... met diverse muziekzettingen. Tevens het programma van de herdenking in de Sint Andries-kerk te Antwerpen (6 oktober 2006) en de overdenking over Luther en Ludwig Senfl (liefde tot de muziek overstijgt confessionele grenzen: Luther schrijft een brief aan de roomse componist en vraagt hem om een muziekstuk voor hem te componeren), die hier werd uitgesproken.

 

 

EVOCATIE van 1 juli 1523.

 

Op de Grote Markt in Brussel is het een drukte van belang. Niet dat er markt is, of een tentoonstelling, neen… er zal een ketterverbranding plaatsvinden. Voor het stadhuis is een stelling gebouwd met zetels voor de hoogleraren van Leuven en de abten van de diverse orden.  Voor hen staat een tafel, die helemaal is opgemaakt als een altaar. Midden op de markt is ook een verhoging met een paal in het midden… Daarnaast ligt een stapel brandhout.

't Is lang wachten, maar vlak voor 11 uur komt vanachter het broodhuis een plechtige stoet naderbij. Fransiscanen voorop in hun grauwe pijen, gevolgd door het zwart-wit van de dominicaanse predikheren en daarachter blootsvoets, de karmelieten…  Ze dragen een groot processiekruis en vaandels. Al biddend komen ze naderbij… De eerbiedwaardige en zeer katholieke hoogleraren van Leuven en de abten van de diverse bedelorden sluiten de rij. Zij nemen plaats op de verhoging voor het raadhuis. Vanuit het raadhuis kijken de raadsheren van Margaretha van Oostenrijk, de landvoogdes, en talrijke andere hoogwaardigheidsbekleders toe.. 

Stipt om elf uur wordt een jonge monnik (nog baardeloos) voorgeleid. Hij is van de orde van de Augustijner Eremieten, afkomstig van .. hier, exact deze plaats… het nog maar goed 10 jaar oude Augustijnerklooster van Antwerpen. Hij beklimt de verhoging en knielt voor het altaar. Achter hem staat een Fransiscaan. Die keert zich om, richt zich tot het volk en houdt een vlammend betoog vol waarschuwingen tegen de vervloekte ketterij van het lutheranisme, lutherije, op z’n Vlaams, die de laatste tijd zo’n opgeld maakt, en waar deze jongeman schuldig aan is bevonden. 

Terwijl hij preekt – een uur lang – bestijgt de bisschop het verhoog en ontmeemt de jonge monnik z’n priesterlijke waardigheid. Hij wordt letterlijk 'ontkleed' en ‘ontwijd’. In z'n onderhemd, als 'leek' wordt hij teruggevoerd het Raadhuis in. Even later worden twee andere monniken naar het altaar geleid. De kettermeester poogt ook hen tot herroeping van de dwalingen te bewegen. Het is hun laatste kans… Maar ook zij weigeren, rustig doch beslist. De kettermeester schudt z’n hoofd, de bisschop knikt, en spreekt het autodafe uit. Hij draagt de drie jongemannen over aan de wereldlijke macht… om het kerkelijke vonnis te voltrekken. Ze worden het raadhuis binnengebracht en door de raadsheren overgedragen aan de beulen. 

Na enige tijd worden twee van de drie, Hendrik Vos en Johan van den Essen, naar buiten geleid en naar de brandstapel gebracht. Wat er met de derde (Lambertus van (den) Thoren) is gebeurd, is lang onduidelijk geweest. Al snel ging het gerucht dat hij kort nadien was terechtgesteld (brief van Erasmus). 

[toevoeging 2017] In werkelijkheid is hij in 1528 in gevangenschap gestorven, zonder ooit berouw te hebben vertoond. In de gevangenis werd hij verzorgd door een groep welstellende Brusselaars die Luthers gezind waren (rond de hofschilder en tapijttekenaar Bernard van Orley). Hij kon er verder studeren, corresponderen (o.a. met Luther!) en werd goed verzorgd, zo heeft men ondekt. Toen hij in 1528 stierf - waarschijnlijk een natuurlijk dood - werd hij door de beul begraven onder de galg, een duidelijk bewijs dat hij zijn 'dwalingen' niet herroepen heeft. Zie Johan De Cavele, De eerste protestanten in de Lagen Landen, h. 3.

Nadat ze nogmaals geweigerd hebben te herroepen, worden ze aan de palen vastgebonden en op de brandstapel geplaatst. Men wacht expres lang voor het vuur aan te steken. Steeds weer arriveren er priesters, paters (vooral Minderbroeders) die op hen inpraten en hen oproepen eieren voor hun geld te kiezen. Ze volharden. Dan wordt het vuur aangestoken. Ze roepen luid "dat ze wel als ketters verbrand worden, maar als christenen sterven". Als de vlammen oplaaien beginnen ze te zingen. Eerst het Credo in unum Deum… en als de vlammen nog hoger komen… Te Deum laudamus, antifonaal  en tenslotte zetten ze de antifoon voor het magnificat in:  Haec est crux desiderata… [Dit is het kruis waarnaar wij verlangd hebben] - tenminste als we een van de al snel na het gebeuren verschijnende brochures mogen geloven (onderling zijn ze nogal afwijkend, dus voorzichtigheid is geboden wat de détails betreft. Vandaar de schrapping van de antifoonverwijzing hierboven. Trop is teveel.). Dan zijgt de eerste ineen, snel gevolgd door de tweede en is enkel nog het geknetter van de vlammen. Het volk dat gekomen was voor een ‘spetterende ketterverbranding’ is er stil van geworden. Ongemakkelijk schuift men heen en weer. Er klinkt gemor… Men is onder de indruk van de geloofsmoed en de rust van die jonge Antwerpse mannen… die God lovend hun dood tegemoet zijn gegaan. 

Het Augustijnerklooster zelf was met de arrestatie van de monniken in 1522 al gesloten, omdat de nieuwe leer vanuit dit klooster onstuitbaar de harten van de Antwerpenaren veroveren (er was ook zoveel mis in de roomse kerk van die dagen). In 1523/4 zijn de kloosterpanden met de grond gelijk gemaakt, enkel de kerk bleef - na ontwijd te zijn - overeind. Het werd een parochiekerk, gewijd --- precies aan St. Andries, een knipoog van de geschiedenis, vermoed ik.

 

Oh, ja nog één ding.

Toen Martin Luther het bericht hoorde… zo meldt een ooggetuige [ik citeer] “begon hij innerlijk te wenen en zei met van tranen vervulde stem: Ik dacht dat ik de eerste zou zijn, die om het heilig evangelie de marteldood zou sterven, maar ik ben niet waardig geweest…” [bron: Johannes Kessler, Sabbata – Chronik der Jahre 1523-1539 (editie Ernst Goetzinger, deel I, 1523-1525, St. Gallen, 1866, p. 241): “Wie ich zů der zit zů Wittenberg war in Saxen, sagt man mir, das Martinus Luther, als er die hystori von dißen zwaien obgemelten marterer gschrifftlich vernommen, hatt er angefangen innerlich zů wainen und gesagt, ich vermaint, ich solte ja der erste sin, der umb diß hailig euangelion wegen solte gemarteret werden, aber ich bin des nitt wirdig geweßen. Dann diße zwen (wie man bericht) sind die ersten, so umb des euangelions willen, durch M. Luther zů unser ziten widerumb geboren, gemarteret sind, und der uffgenden warhait mit irem blůt zugnus geben haben.“] 

En toen enige tijd later het gerucht verspreid werd dat de twee monniken op het allerlaatste moment toch zouden hebben herroepen, werd hij zo kwaad, dat hij een brief schreef naar de ‘christenen in de Nederlanden’ (hier kunt u het 'digitaal zien') en dat hij naar de ‘pers is gegaan’ om daar eens precies te vertellen wat er gebeurd is... ‘naar de pers gaan’, d.w.z. hij schreef er een ballade over. Zo deed je dat toen: ballades waar de nieuwsbulletins van toen. En 10 strofen lang doet hij uit de doeken hoe het is gegaan… De eerste versie heeft Luther niet alleen zelf gedicht, maar waarschijnlijk ook zelf gezongen.. Daarna is ze gedrukt, verspreid en overal gezongen en getoonzet door muzikanten tot in de 17de eeuw. Zoals wij kunnen horen..

 

[toevoeging 2017: Procant vzw heeft ter in het Lutherjaar een officiële opname van dit lied laten maken door Willem Ceuleers (zang-blokfluit)), Piet Van Steenbergen (gamba) en Aline Hopchet (blokfluit). Hier de youtubeversie:

 

 

 

 

TEKSTEN

 

Toen de augustijner monniken op de brandstapel wachtten op het einde, zo meldt een kroniekschrijver, zongen zij het Te Deum en dankten God dat de dag gekomen was dat ze dit 'kruis' op zich mochten nemen. De antifoon bij het Magnificat van de vespers van 30 november, het feest van  St. Andries, verwoordt eenzelfde gevoelen. Dat het ‘andreaskruis’ hierin prominent aanwezig is zal u niet verbazen. religio-ideologisch is dit de attitude die de twee verbrande mannen zullen hebben nagestreefd (ideaal-type van de confessor-martelaar).

 

Haec est crux

Cum pervenisset beatus Andreas ad locum ubi crux parata erat, exclamavit et dixit: O bona crux, diu desiderata, et jam concupiscenti animo praeparata: securus et gaudens venio ad te: ita et tu exsultans suscipias me, discipulum ejus qui pependit in te.

Toen de gelukzalige Andreas aankwam op de plaats waar zijn kruis bereid was, riep hij uit en zeide: O geweldig kruis, sedert lang verlangd,  nu reeds gereed voor een begerende ziel: met vaste tred en blij kom ik naar u toe: Moge het zo wezen, dat u vol vreugde mij ontvangt, die een discipel ben van hem, die aan u gehangen heeft.

 

Ein neues Lied wir heben an 

Toen Luther vernam dat twee van zijn ordebroeders te Brussel waren verbrand, schoot zijn gemoed vol en dichtte hij spontaan te hunner ere en nagedachtenis een lied. De melodie is meteen mee overgeleverd en wordt eveneens aan Luther toegeschreven. In de oudste bron ontbreken strofe 9 en 10. Markus Jenny (Duitse Lutherkenner, kerkmusicoloog) is van mening dat Luther de laatste twee strofen had willen vervangen en dat er bij de drukker iets is misgegaan. (Hier kunt u daarover meer lezen). Hierboven de muziek. Later zou men dan alle strofen hebben gepubliceerd. Tamelijk speculatief, vooral omdat dit lied nadien altijd met de 12 strofen is gereproduceerd. Luther heeft dus zelf niet ingegrepen. [= aanpassing 2 juli 2017]  Er is een Nederlandse vertaling van J.P. Boendermaker, die zingbaar is: rechterkolom. Ik kopieer die uit het reeds genoemde opstel van Dick Akerboom. 

 

Het opschrift luidt:

 

Ein neu lied von den zwei Märtyrern Christi,

Zu Brussel von den sophisten von löven verbrannt,

[later wordt vaak toegevoegd: "geschehen im jahr 1523", soms ook abusievelijk 1522]

 

In het allereerste Luthers gezangboekje uit 1524 is het opgenomen naast 'Nun freut euch lieben christ'gemein' en 'Nun komm der heiden Heiland' [zie afbeelding.] Tot in de 17de eeuw is men dit lied blijven zingen in Duitsland...

 

Enchiridion - ein neus lied

 

Een nieuw lied van de twee martelaren van Christus,

te Brussel door de sophisten van Leuven verbrand.

 

De geluidsopname hieronder werd gemaakt in het kader van het Lutherjaar.

Meer info: https://luther2017.be/ein-neues-lied-wir-heben-an/

De bijbehorende partituur (à 3, solisten + bariton) van Willem Ceuleers

rechts zijn enkele coupletten in het Nederlands gezongen.

 

 

1 Ein neues Lied wir heben an
— das walt Gott, unser Herre —,
zu singen, was Gott hat getan
zu seinem Lob und Ehre.
Zu Brüssel in dem Niederland
wohl durch zwei junge Knaben
hat er sein Wunder g‘macht bekannt,
die er mit seinen Gaben
so reichlich hat gezieret.
 
2 Der erst recht wohl Johannes heisst,
so reich an Gottes Hulden,
sein Bruder Heinrich nach dem Geist,
ein rechter Christ ohn Schulden,
von dieser Welt geschieden sind.
Sie han die Kron erworben,
recht wie die frommen Gotteskind
für sein Wort sind gestorben;
sein Märtrer sind sie worden.
 
3 Der alte Feind sie fangen liess,
erschreckt’ sie lang mit Dräuen.
Das Wort Gotts er sie leugnen hiess,
mit List auch wollt sie 'täuben.
Von Löwen der Sophisten viel
mit ihrer Kunst verloren
versammelt’ er zu diesem Spiel.
Der Geist sie macht’ zu Toren,
sie konntn nichts gewinnen.

4 Sie sangen süss, sie sangen saur,
versuchten manche Listen.
Die Knaben standen wie ein’ Maur,
veracht’en die Sophisten.
Den alten Feind das sehr verdross,
das er war überwunden
von solchen Jungen, er so gross
Er ward voll Zorn, von Stund an
gedacht sie zu verbrennen.

5 Sie raubten ihn’ das Klosterkleid,
die Weih sie ihn' auch nahmen.
Die Knaben waren des bereit
sie sprachen fröhlich Amen..
Sie dankten ihrem Vater Gott,
dass sie los sollten werden
des Teufels Larvenspiel und Spott,
darin durch falsch G‘bärden.
die Welt er ganz betrüget.
 
6 Das schickt Gott durch sein Gnad also,
dass sie recht Priester worden,
sich selbst ihm mussten opfern do
und gehn im Christenorden,
der Welt ganz abgestorben sein,
die Heuchelei ablegen,
zum Himmel kommen frei und rein,
die Möncherei ausfegen
und Menschen Tand hier lassen.
 
7 Man schrieb ihn’ vor ein Brieflein klein,
das hiess man sie selbst lesen.
Die Stück sie zeigten alle drein,
was ihr Glaub war gewesen.
Der höchste Irrtum dieser war:
Man muss allein Gott glauben;
der Mensch lügt und trügt immerdar,
dem darf man nichts vertrauen.
Des mussten sie verbrennen.

8 Zwei grosse Feur sie zündten an;
die Knaben sie her brachten.
Es nahm gross wunder jedermann,
dass sie solch Pein verachten.
Mit Freuden sie sich gaben drein,
mit Gottes Lob und Singen.
Der Mut ward den Sophisten klein
vor diesen neuen Dingen,
dass sich Gott liess so merken.
 
[de volgende 2 strofen ontbreken in de eerste druk.]

[9. Der Schimpf sie nun gereuet hat,
Sie wollten's gern schön machen;
Sie thürn nicht rühmen sich der That
Sie bergen fast die Sachen,
Die Schand' im Herzen beisset sie
Und klagen's ihr'n Genossen,
Doch kann der Geist nicht schweigen hie:
Des Habels Blut vergossen,
Es muss den Kain melden.
 
10. Die Asche will nicht lassen ab,
Sie stäubt in allen Landen;
Hier hilft kein Bach, Loch, Grub' noch Grab;
Sie macht den Feind zu schanden.
Die er im Leben durch den Mord
Zu schweigen hat gedrungen,
Die muss er tot an allem Ort
Mit aller Stimm' und Zungen
Gar fröhlich lassen singen]
 
 
11. Noch lassen sie ihr Lügen nicht,
den grossen Mord zu schmücken:
Sie geben vor ein falsch Gedicht;
ihr Gwissen tut sie drücken.
Die Heilgen Gotts auch nach dem Tod
von ihn’ gelästert werden.
Sie sagen, in der letzten Not
die Knaben noch auf Erden
sich sollen hab‘n umbkehret.
 
12. Die lass man lügen immerhin;
sie haben’s kleinen Frommen.
Wir sollen danken Gott darin;
sein Wort ist wiederkommen.
Der Sommer ist hart vor der Tür,
der Winter ist vergangen,
die zarten Blumen gehn herfür.
Der das hat angefangen,
der wird es wohl vollenden.

 

 

 

[1] Een nieuwe lofzang heffen we aan
zo wil het God de Here.
Wij zingen wat Hij heeft gedaan,
zijn grote naam ter ere.
Te Brussel in Zuid-Nederland
heeft aan twee jongelingen
de Heer getoond zijn wond're hand,
die met zijn zegeningen
Hij rijkelijk versierde.

[2] Johannes, rijk aan Gods gena,
bezat zijn naam met ere.
Zijn broeder Hendrik volgde na
het lijden van zijn Here.
Van d'aarde scheidend hebben zij
de hemelkroon verworven.
zijn als Gods kinderen vroom en blij
voor 's Heren woord gestorven
en martelaars geworden.

[3] De vijand vat hen aan en tracht,
door lang hen te bedreigen.
tot loochnen van Gods woord en macht
hen listig te verleiden.
Het Leuvense sofistenstel
staat vruchteloos te razen;
tezamen tot dit duivels spel
maakt hen de Geest tot dwazen.
Zij konden hen niet winnen.

[4] Zij zongen zoet, zij zongen zuur,
beproefden vele listen:
de knapen stonden als een muur.
verachtten de sofisten.
't Verdroot de oude vijand zeer
dat hij was overwonnen,
de machtige, door knapen teer.
Uit wraak heeft hij verzonnen
hen beiden te verbranden.

[5] En toen zij hen de monnikspij
en priesterwijding namen.
verdroegen zij het vroom en blij
en spraken dankend amen.
Toen loofden zij hun Vader God
dat zij verlost zich zagen
van 's duivels huichelspel en spot,
die met zijn valse lagen
de wereld blijft bedriegen.

[6] Door Gods genade mochten zij
toen ware priesters worden.
Door 't levend offer, Hem gewijd,
gaan z'in tot Christus' orde.
Der wereld afgestorven staan
zij in des hemels reien;
zij zijn van monnikswerk en waan
en 's mensen huich'larijen
voorgoed door God gescheiden.

[7] Een briefje wordt hun voorgelegd
om luide voor te lezen.
Daarin werd aan het volk gezegd
wat z'als geloof beleden.
Hun grootste dwaling werd geacht:
'Gij moet slechts God vertrouwen:
de mens is zondig, zonder macht;
op hem moet gij niet bouwen.'
Dus moesten zij verbranden.

[8] Zij staken grote vuren aan,
waarheen zij beiden brachten.
Verwondering greep ieder aan,
toen zij die pijn verachtten.
Zij gaven blij zich in de gloed
met loven en met zingen.
en klein werd der sofisten moed
bij deze nieuwe dingen.
waar God zich in deed kennen .



[[9] Nu hun berouwt het duivelswerk
verbergen zij hun schande .
Zij pogen nu het schuldig merk
te wassen van hun handen.
Voortdurend knaagt hen het verdriet
om 't stuk dal zij bestonden.
Maar zwijgen kan de Geest hier niet:
het bloed uit Abels wonden
moet Kains schuld vermelden.

[10] Hun as laat in geen eeuwen af.
Hij stuift naar alle landen .
Daar helpt geen grens of gracht of graf.
bij brengt de vijand schande.
Die bij hun leven hen door moord
tot zwijgen heeft gedwongen.
moet na hun dood aan ieder oord
met aller stem en tongen
hen vrolijk laten zingen. ]


[11] Zij zijn voor leugens niet beducht;
om 't moordwerk op te smukken
verspreiden zij een vals gerucht.
't Geweld blijft hen drukken.
Gods heil'gen staan zelfs na hun dood
nog bloot aan lasteringen;
zij zeggen dat in laatste nood
de beide jongelingen
zich eind ' lijk nog bekeerden.

[12] Laat hen maar liegen, altijd door:
't is vruchtloos ondernomen.
Wij danken God de Heer daarvoor,
zijn woord is weergekomen.
De zomer staat nu voor de deur,
de winter is vergangen.
De tere bloemen breken door:
Die dit heeft aangevangen,
die zal het ook voleinden.

Vertaling P. Boendermaker (in Akerboom)
 

Meer over het lied, de melodie en diverse toonzettingen:

https://luther.wursten.be/ein-neues-lied-wir-heben-an-muziek/

 

 

Geraadpleegde bronnen

Th. M. (Dick) Akerboom, 'Ein neues Lied wir heben an: Over de eerste martelaren van de Refor­matie en het ontstaan van het eerste lied van Martin Luther', in: Lutherbulletin, 14 (2005), 27-43.

Th. M. Akerboom (In het Engels (2006) vrij raadpleegbaar: [deadlink - de tekst gered via webarchive: A_new_song_akerboom.html

Jos E. Vercruysse, 'De Antwerpse Augustijnen en de Lutherse Reformatie,1513-1523', in Trajecta 2007

 

Min of meer betrouwbare ooggetuige-verslagen van de gebeurtenissen verschenen al snel in het Duits (Nederlands?) en Latijn. Ze moeten met enige terughoudendheid gelezen worden, want ze kaderen in een propagandaslag, net als Luthers brief en lied (hieronder).

  • Der Actus und handlung der Degradation und verprennung der Christlichen dreyen Ritter und Merterer, Augustiner Ordens geschehen zu Brussel Anno 1523

  • Historia de duobus Augustinensibus ob Evangelii doctrinam exustis Bruxellae (o.a. een brief waarin de Brusselse gebeurtenissen weinige dagen later (op 10 juli 1523) tamelijk gedetailleerd door een ooggetuige worden verhaald, plus 62 stellingen die door de Augustijnen werden verdedigd, en een vermaning van iemand die herroepen had.

  • Dye histori so zwen Augustiner Ordens gemartert seyn tzu Bruxel in Probant [sic] von wegen des Evangeli (lichtelijk bewerkte Duitse vertaling van de latijnse Historia. De vertaler, Martin Reckenhofer, voegde bij de 62 stellingen nog een reeks toelichtingen. Het titelblad van deze brochure is een typische devotieprent. De beide monniken worden gekroond met een aureool, vroom biddend op de brandstapel als de heilige Henricus en de heilige Johannes in Christus’ tegenwoordigheid afgebeeld: ”Heiligen gezuiverd door het geloof”. Tegen het gerucht dat de veroordeelden op de brandstapel hun dwalingen hadden herroepen, beklemtonen de geschriften krachtig hun standvastigheid.

     

Op de tentoonstelling 'Religie - helend, verdelend' (PARCUM, abdij van Park, Leuven - tot 10.03.2019) is het originele exemplaar tentoongesteld:

twee martelaren - acte

 

 

 

muziek U kunt op ISMLP inmiddels de versie van Johann Walter ook vinden.

 

 

PROGRAMMA

 

 

 

“Ketters en gelovigen”

Martin Luther

en de reformatie in Antwerpen

 

Programma

 7 oktober 2006

 

 

Tekst: De brandstapel en zijn gevolgen…

            Lied van de martelaren van St.Andries (Dick Wursten)

Gregoriaans:

Haec est crux (de verboden antifoon van St.Andries…)

Magnificat

Ein neues Lied wir heben an (Praetorius)

            1ste maal: sopranen + instrumenten

            2de maal: tutti

 

Tekst: Luther begon daarna hymnen te berijmen, mis te verduitsen, koralen te schrijven,

vaak opgebouwd vanuit het gregoriaans: (Dick Wursten)

 

Da Pacem Domine (Gregoriaans antifoon)

Verleih uns Frieden (Martin Luther, 1531)

Verleih uns frieden (Balthasar Resinarius)

Erhallt uns, Herr, bei deinem Wort (Johan Walter)

(prima, secunda, tertia, quarta, Quinta, Sexta pars)

Instrumentaal intermezzo:

Non moriar, sed vivam (Ludwig Senfl, 1530)

In pace in idipsum (Ludwig Senfl, 1530)

Vater unser in Himmelreich (Michael Altenburg, 1620)

                        (Samenzang met publiek)

Pauze

 

Tekst (Dick Wursten)

 

Missa Brevis

Kyrie/Christe/Kyrie/Gloria: (Michael Praetorius, 1611)

Instrumentaal intermezzo:

Verba mea auribus percipe (Heinrich Schütz SWV 61)

            (Meine Worte höre in Gnaden an... Ps.5,2-5)

Ego dormio, et cor meum vigilat (Heinrich Schütz SWV 63)

            (Wenn ich schlafend ruh, wachet doch mein liebend Herz ... Hohes Lied 2,5        und 4,9)         

Instrumentaal intermezzo:

Vater unser im Himmelreich (Jorgen Presten)

Sot: Intrada XII “Ein feste Burg” (Michael Altenburg, 1620)

            (samenzang met publiek)

 

 

2. Martin Luther en Ludwig Senfl

De paus had Luther geëxcommuniceeerd, maar Luther had de bul openlijk verbrand. De keizer had Luther in de ban gedaan. Maar de keurvorst Frederik van Sachsen hield Luther de hand boven het hoofd. Meer en meer vorstendommen in de Duitse rijksgebieden tot de hervorming overgingen, met beroep op hun automie in zaken van eredienst. De volkstaal werd in de liturgie ingevoerd, de bedeling van de communie onder twee gedaanten (brood en wijn) het celibaat afgeschaft en… het volk ging zelf actief participeren in de gebeden van de liturgie… door ze te zingen. Luther zorgde voor de Duitse teksten, van het ordinarium, maar ook van andere gebeden en lofzangen. Sinds z’n eerste lied voor de martelaren van Antwerpen, was z’n dichtader blijven stromen. Hymnen, psalmen, nieuwe gezangen vloeiden uit z’n pen... 

De paus en de keizer zagen het allemaal met lede ogen aan. In 1529 werd het hen te gortig. Karel laat aan z’n duitse leenheren verstaan, dat ze opnieuw de roomse ritus moeten invoeren in de eredienst en de oude orde moeten herstellen. Verschillende vorsten ‘dienden’ daarop een officiele ‘protestatio’ in, want zij vonden dat hun rechten door Karel werden geschonden. Protestatio… vandaar de naam: protestanten.

Ze zijn zo hardnekkig, dat Karel ze het jaar daarop samenroept in Augsburg,  om ze tot gehoorzaamheid te dwingen. Luther kan er natuurlijk niet bij zijn… Wel laat hij zich op de hoogte houden… Het duurt lang. De keizer traineert de zaak. Hij zoekt bressen in de eensgezindheid, maar vindt ze niet. Luther verbijt zich, bang dat de vorsten zullen toegeven.

Zoals altijd als het moeilijk wordt, wordt Luther creatief. Hij werkt verder aan z’n bijbelvertalingen, schrijft commentaren, op de psalmen in dit geval en de profeten… en de fabels van Aesopus. Onderwijl preekt hij, schrijft hij brieven… aan z’n vrouw, aan z’n zoontje Hans… en verbijt zich… Ze zullen toch niet toegeven... Dan bereikt hem het bericht dat z’n vader gestorven is… De begrafenis is al voorbij als hij het bericht krijgt…

Geen gemakkelijke tijd.

En dan is er een brief aan een zekere Ludwig Senfl, de hofkomponist van de zeer katholieke hertog van Bayeren in München…

Het is begin oktober 1530.

 

“Genade en vrede in Christus”, zo begint die brief…. “Hoewel mijn naam alom gehaat is en men overal slecht van mij spreekt, zodat ik vrezen moet dat u mijn brief helemaal niet ontvangen zult en als u hem al ontvangt, dan is het twijfelachtig of u m lezen zult, maar toch schrijf ik m u…. want ik zie in u een man, die van muziek houdt zoals ik en – wat meer is – die van God de gave gekregen heeft om die muziek tot Zijn eer vorm te geven…

En dan gaat de brief nog een poos door, met een lofprijzing op de muziek, die alle grenzen, ook confessionele grenzen in wording, te boven gaat. Iemand die van muziek houdt,  kan niet slecht zijn volgens Luther. En muziek is net als goede theologie: Komt de duivel je kwellen, dan helpt muziek je evenzeer als het evangelie…. Door de treurige zorgen en de innerlijke onrust te verdrijven….

 

Maar daar gaat het hem nu niet om. Luther heeft een verzoek. Vroeger zong hij als tenor graag en vaak de antifoon “in pace in id ipsum”… En eigenlijk is hij op zoek naar een meerstemmige zetting daarvan. Maar hij heeft die nooit gevonden. Zou Senfl hem die willen sturen? … niet dat hij er een moet componeren, hoe zou hij het durven vragen.. maar als u er eentje liggen hebt, wilt u hem dan sturen. Ik wou u eeuwig dankbaar zijn..

 

En zo waar: Senfl doet het (zij het dat de compositie 'In Pace' die overgeleverd anoniem is, dus een vraagteken blijft aangewezen) en stuurt die via bemiddeling naar Luther, met nog een ander stuk erbij: een zetting van Luthers devies, ps. 118… non moriar sed vivam… "Ik zal niet sterven, maar leven … en de grote daden des Heren verkondigen."

 

Afin. De rijksdag van Augsburg mislukt. De scheuring is een feit. De duitse vorsten verenigen zich rond de ‘Augsburgse geloofsbelijdenis’… En wat Senfl betreft: Als de brief uitlekt en bekend wordt dat hij composities aan Luther heeft opgestuurd, wordt het plots merkwaardig stil rond componist Ludwig Senfl, voorganger van Orlandus Lassus (toevoeging 2016, welke bron ?). Muziek mag dan grensoverschrijdend de mensen bijeen brengen… Godsdienst doet dat blijkbaar niet. Ook niet bij Luther, want ook hij polariseert… Zoals zijn naam gehaat was aan de roomse kant, zo kon hij tekeer gaan tegen de paus. Over en weer zagen ze in elkaar de antichrist… .Jammer.

Gelukkig dan ook maar, dat de tijden veranderd zijn. Anders was ik als protestants predikant op deze plaats vanavond mijn leven niet zeker.

 

 

 

 

3 Luther en de kerkmuziek

 

Zoals u inmiddels zult hebben begrepen heeft Martin Luther zelf - muzikaal begaafd als hij was – de aanzet gegeven tot een muzikale bloei in de eerste eeuwen van de reformatie door het gebruik van de volkstaal in de liturgie in te voeren…. Zodat mannen èn vrouwen allemaal konden participeren in de eredienst… door zingend te bidden of God te prijzen..

De professionele kerkmuziek werd door Luther echter niet terzijde gesteld (zoals door Zwingli en Calvijn), maar bleef zijn hun functie hebben naast de gemeentezang (en ter ondersteuning ervan). Sterker nog: cantores zijn voor de verspreiding van de reformatie net zo belangrijk geweest als predikanten. Namen: Johann Walter, Michael Praetorius en in de 17e eeuw: de drie S-en: Johann Hermann Schein, Heinrich Schütz en Samuel Scheidt. En dan in hun spoor: de familie Bach. Hun kerkmuziek is zonder Luther ondenkbaar.

 

Typisch aan de Lutherse reformatie is de ‘conserverende’ geest. Luther wilde geen beeldenstormer zijn maar een restaurateur. Men moest doen wat God geboden heeft, maar in de overige dingen was men vrij. Wat waardevol was mocht dus blijven staan. Geen beeldenstorm, ook niet in de liturgie. Hij nam de oude vormen over en zuiverde slechts uit datgene wat hij in strijd vond met de bijbelse leer. Zijn eerste gezangen zijn ‘verduitsingen’ van oud-kerkelijke hymnen, waarbij vaak zelfs de oudkerkelijke melodie (in licht aangepaste vorm) behouden werd (Veni redemptor gentium: Nun komm der Heiden Heiland, Veni Vreator Spritus: Komm Gott, Schöpfer, Heiliger Geist).

De invoering van de volkstaal was principieel, want ieder mens moet 'Gods Woord' kunnen verstaan en zèlf met God kunen communiceren. Vandaar zijn eerste grote werk: een bijbelvertaling en zijn tweede: het verzorgen van Duitse gebeds- en liedteksten.

 

Ook behield Luther in de viering het stramien van de mis; hij schrapte slechts die teksten die hij vond afwijken van het bijbels getuigenis, bijv. de teksten uit het groot-dankgebed waar gesuggereerd wordt dat het ‘offer’ van Christus door de priester wordt herhaald.

'christlich bessern' noemde hij dat. Zijn duitse mis (Missa gantz Deutsch 1526) is dan ook eigenlijk gewoon een ‘verduitsing’ van de Latijnse mis, waarbij hij samen met zijn vriend en cantor Johann Walter gepoogd heeft een vorm van ‘gregoriaans’ (incl. de verschillende kerktonen) te ontwikkelen dat past bij de eigenaardigheden van de Duitse taal, terwijl alle elementen van de viering gehandhaafd worden. Tot in Bachs tijd was het gebruikelijk om afwisselend een latijns dan weer een Duits Kyrie/Gloria, Credo, Sanctus of Agnus Dei te gebruiken.

Wie de talloze verzamelbundels van Michael Prateorius doorbladert, ziet dat deze twee-taligheid vanzelfsprekend was. In de 17de eeuw ontstaat de gewoonte van Schriftmotetten te schrijven rond de hoofdlezingen van de zondag. Deze ‘Hauptmusik’ groeit rond 1800 uit tot de cantate zoals die bij Joh. Seb. Bach tot grote bloei (en uitbloei !) komt. De passies zijn eigenlijk erg uit de kluiten gewassen varianten hiervan.

Zover geraken wij vandaag niet. Wel het eenvoudige schriftmotet, zoals dat door Heinrich Schütz als ‘stemmingsmuziek’ bij de eredienst, bijv. bij de communie of tijdens een vesper of begrafenis kan hebben geklonken…

Wij eindigen deze bijeenkomst dan met wat ‘het Lutherlied’ bij uitstek is geworden.