Veni Redemptor

 Up | Vexilla regis | Ausonius and his Rose | Alain de Lille | Dulcis Jesu memoria | Mundi renovatio | Lux jucunda | Ambrosius | Veni Redemptor | Conditor alme | Prudentius | Adam St. Victor | a solis ortus | dies irae

HET OUDSTE KERSTLIED

Veni Redemptor Gentium / Nun komm der Heiden Heiland
Kom tot ons, de wereld wacht..

Ik herinner mij, schrijf Caelestinus, bisschop van Rome in 430, dat Ambrosius begonnen is om het volk met één stem het lied ‘Veni Redemptor Gentium’ (Kom, Verlosser der volken...) laten zingen, En Faustus, bisschop in Gallië (Riez - Franse Alpen), roept iets later zijn toehoorders op "om te denken aan de heilige hymne van de priester en getrouwe belijder Ambrosius die op de geboortedag des Heren de kerk in alle gebieden van Italië en Gallië jubelend zingt..." Augustinus citeert de regel over de twee-naturen (en passant). In een kerstpreek noemt hij het lied en Ambrosius de auteur, maar de authenticiteit van die passage wordt betwist. Cassiodorus (6de eeuw) schrijft de hymne formeel toe aan Ambrosius.

Dit lied mag dus met recht het eerste kerstlied genoemd worden: the first Noel. Blijkbaar is het snel populair geworden in de ganse christenheid. En gebleven, want:  het is ook het allereerste lied dat Martin Luther in het Duits vertaald heeft toen hij begon te werken aan zijn kerkelijke gezangboek in de volkstaal: Nun komm der Heiden Heiland...(hiernaast Enchiridion 1524).  Eeuwenlang was het dan ook gezang 1 in de gezangboeken van de EKD. Bach kon er ook niet omheen - en wilde het ook niet denk ik - als hij zijn cantates voor 1e Advent schrijft (BWV 61 & 62). For completeness: Het eerste vers Intende qui regis Irael is bijna een letterlijk citaat uit Psalm 79/80: "Qui regis Israel intende, qui sedes super cherubin, manifestare coram Ephraim.... excita potentiam tuam et veni." Deze passage vormde in de Gallicaanse ritus de antifoon voor de eerste Adventszondag. Het laatste regel is ook onderdeel van het 'collect' gebed van die zondag.

Luther heeft - klaarblijkelijk - de hem bekende wijs van de hymne (er circuleerden er meerdere) aangepast of laten aanpassen (door Johann Walter?). Nu is het een heel compacte en eenvoudige wijs: regel 1 = regel 4 en regel 3 is de spiegel van regel 2. Waarschijnlijk juist daarom maakt het zo’n rustige monumentale indruk. Zie verderop voor de beide melodieën in juxtapositie.

Veni Redemptor Gentium

Nunkomm_enchiridion

Ambrosius 4de eeuw
 
Letterlijke vertaling
 
J. M. Neale (1818-1866).
[added stanza from Hymns Noted 1851)
Martin Luther (1524)
Intende qui regis Israel
Super cherubim qui sedes,
Appare Ephrem coram, excita
Potentiam tuam et veni.
*
 
Toon u, die Israel regeert,
die zetelt boven de cherubs
verschijn bij ephraim, wek op
uw macht en kom.



 
 
1. Veni, Redemptor gentium;
Ostende partum virginis;
Miretur omne saeculum.
Talis decet partus Deo.

 
Kom, verlosser der volken,
toon de maagdelijke geboorte,
dat de hele wereld zich verwondere.
Zo'n geboorte behaagt God .
O COME, Redeemer of the earth,
and manifest thy virgin-birth.
Let every age in wonder fall:
such birth befits the God of all.
Nun komm der Heiden Heiland,
der Jungfrauen Kind erkannt;
deβ sich wundert alle Welt,
Gott solch Geburt ihm bestellt.
 
2. Non ex virili semine,
Sed mystico spiramine
Verbum Dei factum est caro,
Fructusque ventris floruit.

 
Niet uit het zaad eens mans
maar door mystieke beademing
is het woord Gods vleesgeworden
en bloeide de vrucht der schoot
Begotten of no human will
but of the Spirit, Thou art still
the Word of God in flesh arrayed,
the promised fruit to man displayed.
Nicht von Manns-Blut, noch von Fleisch
allein von dem Heiligen Geist
ist Gottes Wort worden ein Mensch
und blüht ein Frucht Weibes Fleisch.
 
3. Alvus tumescit virginis.
Claustrum pudoris permanet;
Vexilla virtutum micant,
Versatur in templo Deus.

 
De schoot van de maagd zwelt op
het slot van haar kuisheid blijft;
De vanen der deugd stralen,
in haar tempel verkeert God.
The Virgin's womb that burden gained,
its virgin honour still unstained.
The banners there of virtue glow;
God in his temple dwells below.
Der Jungfraun Leib schwanger ward
doch blieb Keuscheit rein bewahrt
leuchtt herfür manch Tugend schon,
Gott da war in seinem Thron
 
4. Procedat e thalamo suo,
Pudoris aula regia,
Geminae gigans substantiae
Alacris ut currat viam.

 
Hij schrijde uit zijn bruidsvertrek,
paleiszaal der schroomvalligheid,
reus, van tweeling-substantie,
klaar om zijn weg te lopen .
Proceeding from His chamber free
that royal home of purity
a giant in twofold substance one,
rejoicing now His course to run.
Er gieng aus der Kammer sein
Dem Königlichen Saal so rein,
Gottt von Art und Mensch ein Held,
sein'n Weg er zu lauffen eilt.
 
5. Egressus eius a Patre,
Regressus eius ad Patrem ;
Excursus usque ad inferos
Recursus ad sedem Dei.

 
Zijn uitgang is van de Vader
zijn teruggang is tot de Vader
Zijn uitstap gaat tot in de hel
Zijn terugkeer tot Gods troon.
From God the Father He proceeds:
To God the Father back he speeds:
Proceeds, as far as very hell;
Speeds back, to light ineffable.
Sein Lauff kam vom Vater her
Und kehrt wieder zum Vater,
fuhr hinunter zu der Höll
und wieder zu Gottes Stuhl.
 
6. Aequalis aeterno Patri,
Carnis tropaeo accingere,
Infirma nostri corporis
Virtute firmans perpeti.
**
 
Gelijke van de eeuwige Vader,
omgord u met de trofee van 't vlees,
de zwakke leden van ons lichaam,
versterkend met uw blijvende* kracht.
O equal to the Father, Thou!
gird on Thy fleshly mantle now;
the weakness of our mortal state
with deathless might invigorate.
Der du bist dem Vater gleich
führ hinaus den Sieg im Fleisch
daβ dein ewig Gotts Gewalt
in uns das kranck Fleisch enthalt.
 
7. Praesepe iam fulget tuum,
Lumenque nox spirat novum,
Quod nulla nox interpolet
Fideque iugi luceat.

 
Reeds straalt Uw kribbe,
en ademt de nacht een nieuw licht,
dat geen nacht er nog tussenkome
en het schijne in een continu geloof.
Thy cradle here shall glitter bright,
and darkness breathe a newer light
where endless faith shall shine serene
and twilight never intervene.
Dein Krippen glänzt hell und klar,
die Nacht gibt ein neu Licht dar,
Dunckel muβ nicht kommen drein,
der Glaub bleibt immer im Schein.
 
8. Gloria tibi, Domine,
Qui natus es de virgine,
Cum Patre et sancto Spiritu,
In sempiterna saecula.
  All praise, eternal Son, to Thee,
whose advent sets Thy people free,
whom, with the Father, we adore,
and Holy Ghost, for evermore. Amen.
Lob sey Gott dem Vater gthon,
Lob sey Gott seinm eingen Sohn,
Lob sey Gott dem Heilgen Geist,
immer und in Ewigkeit.


* deze strofe is in de Middeleeuwen in onbruik geraakt. Ze verraadt de oorsprong: De adventspsalm 79/80, waarvan de
De eerste verzen hier gecondenseerd worden weergeven
Qui regis Israel, intende: qui deducis velut ovem Ioseph.
Qui sedes super Cherubim, appare coram Effrem, Beniamin, et Manasse.
 Excita, Domine, potentiam tuam,
et veni ... ut salvos facias nos. [terug]
** in strofe 6 wordt "perpeti" vaak niet vertaald, nochtans is het gewoon een ablativus van het bijv. naamwoord perpes,-etis = blijvend (met dank aan dr. W. Mineur).
Soms maakt men er een bijwoord van: 'perpetim', maar dat is tekstkritisch wrsch. niet origineel.
Deze twee zinnen zijn trouwens ook te vinden in Veni Creator Spiritus, maar dit terzijde. [terug]

 

Prachtig lied, maar... waar gaat het eigenlijk over ??
Hoe bekend, verspreid en geliefd dit lied ook moge zijn, de inhoud is niet meteen toegankelijk. Luthers Duitse vertaling helpt niet zoveel. Ze heeft een oerkracht, maar is - zacht gezegd - gewrongen. Latijn is sowieso al beknopter dan Duits en Ambrosius streeft er in zijn hymnen naar om het nog beknopter te zeggen (Zeer dichte taal, echte dichterstaal). Luther volgt Ambrosius op de (vers-)voet wat in het Duits tot strompelen leidt. Onze liedboekversie (gezang 122 - eerste coupletten volgen, voor het geheel zie onder) van J.W. Schulte Nordholt loopt veel beter, maar van de grote paradoxen van Ambrosius is hier weinig overgebleven en de betekenis is - met alle respect voor JWS - soms een beetje zoek geraakt.

Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht.
Licht dat in de nacht begint,
kind van God, Maria’s kind.

Kind dat uit uw kamer klein,
als des hemels zonneschijn
op de aarde wordt gesteld,
gaat uw weg zoals een held.

Gij daalt van de Vader neer,...

Een kindje of een bruidegom ??
Eerst lijkt het te gaan over een ‘kind, dat uit z'n kamer klein’ wordt geroepen (couplet 2). Vervolgens moet hij zijn weg gaan ‘als een held’... en dat allemaal als 's hemels zonneschijn,... in één couplet. Pas als je het origineel, dwz. Ambrosius en Luther, er naast legt wordt het duidelijk. Het woord 'kindje' valt noch in de oorspronkelijk hymne noch bij Luther. Wat een verademing: eindelijk een kerstlied zonder kindje in de kribbe dacht ik. Het gaat in dit couplet niet over een kind dat uit z’n kamer moet komen, maar over een bruidegom die uit zijn slaapkamer (of bruidsvertrek: Latijn thalamus), tevoorschijn wordt geroepen. Die kamer wordt gedefinieerd als een koninklijke zaal (aula regia). Het gaat dus om een koningszoon, die vorstelijk, triomfantelijk moet verschijnen. Je vraagt je af: om z’n bruid te gaan halen of is het al de the morning after. Ik denk het eerste: de koninklijke zaal, zijn slaapkamer, bruidsvertrek is de maagdelijke moederschoot (de koninklijke zaal der pudor). Daar kan ik me wat bij voorstellen: Zo zag men dat vroeger graag: De menswording van Christus is de komst van de bruidegom die zijn bruid, de christusgemeente, komt halen: de viering van hun vereniging is dan de consummatie van de god-menselijke verbintenis, het verbond.

 

De zon en de held..
En hoe zit het dan met zijn tocht langs het hemelgewelf zoals een zon, zoals een held ?
Dit stuk is linia recta weggelopen uit Psalm 19, waar het opgaan van de zon (vers 5-7) beschreven wordt alsof de zon een bruidegom is die uit het bruidsvertrek tevoorschijn komt om jubelend als een held zijn pad te lopen (vgl. Schiller, Ode an die Freude) van het ene einde des hemels tot het andere (opgang en neergang). Niets blijft voor haar gloed verborgen. Dit beeld betrekt Ambrosius zonder verpinken op Christus. Hij is niet voor niets de godfather van de allegorische schriftuitleg. Met Kerst vieren we volgens Ambrosius dus de komst - ik zeg het nu eens innnig - van de bruidegom onzer ziel, die als zonne der gerechtigheid het duister op aarde verlicht. Daarom straalt zijn kribbe in de nacht en wel met een ongekende pracht, want zijn geboorte is wel zeer bijzonder...

U ziet het het: Ambrosius is voluit bijbels bezig, zij het op een heel eigen manier. Zo is bijv. het hele tweede couplet (door Luther nog wel, maar door JWS niet meer vertaald) samengesteld uit Schrifttaal, bijbelverwijzingen.

Non ex virili semine,       Joh 1:13           ...  niet uit bloed, niet uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans...
Sed mystico spiramine  Lukas 1:35 ... maar de Heilige Geest zal over u komen...
Verbum Dei factum est caro,   Joh 1:14 ... het woord is vlees geworden...
Fructusque ventris floruit.    Dt 28:4, Ps 127:3,  Lk 1:42 ...gezegend is de vrucht van uw schoot...

De Reus en de Tweelingen (Gemini)
En in het reeds genoemde vierde couplet verzoorzaakt de aanwezigheid van psalm 19 (overigens (later?) de introitus van 4de Advent) niet alleen dat er een bruidegom komt met Kerst, maar ook dat de twee naturenleer verschijnt. In de latijnse tekst (Vulgata) staat immers niet dat de zon opkomt als een 'held', maar als een 'reus' (gigas). En reuzen, dat weet u, zijn dubbelwezens: Zij zijn gelinkt aan het verhaal van het illegale huwelijk tussen de godenzonen en de vrouwen der mensen (= dubbelwezens à la de griekse 'heroën') uit Genesis 6:1-4. Hier dus "Geminae gigas substantiae", letterlijk: de reus der dubbele natuur. Welk sterrenbeeld kan deze mare het best verkondigen aan het uitspansel (Ps 19): De tweelingen (Gemini). Astro-mythologie in dienst van het kerkelijk dogma! 

De Maagd Maria
Maria doet in volle schroomvalligheid (haar schoot is de aula regia pudoris) en ongeschonden maagdelijkheid, maar vol verwachting mee. De 3 à 4 coupletten die Ambrosius aan haar wijdt als eeuwig maagd, zijn door Luther nog getrouw vertaald, maar worden later vaak weggelaten (= ingeperkt tot 1 à 2). In gezang 122 is er nog één regel over (slotzin van vers 1: kind van God, Maria’s kind). Dat kan natuurlijk niet: Voor Ambrosius hoort de Maagd Maria wezenlijk thuis in dit lied. Zij is het beeld van de kerk, de jonkvrouw rein, die vol verlangen uitziet naar haar grote liefde en die volgaarne in haar schoot ontvangt. Typisch dubbelzinnig beeld van de jonge kerk, die niet uitgekeken raakte op het wonder van de goddelijke geboorte uit de Maagd Maria om ons mensen en ons behoud. Ook de 'altijddurende maagdelijkheid' (ook na de bevalling) zit er impliciet in door over 'God die in zijn tempel verblijft' te spreken (vs. 3). Daarmee wordt immers voor toenmalige hoorders ded profetie van Ezechiël 44:1,2 opgeroepen waar van de oostelijke poort van de tempel wordt gezegd 'dat ze gesloten zal blijven, en nooit meer geopend zal worden, omdat de Heer daardoor naar binnen is gegaan. (een klassieker in de Mariologie)

Reden genoeg om een nieuwe berijming te maken, vond ik in 2007. Heb dat ook gedaan en tot 2020 heeft die in diverse versies op deze pagina gestaan. Echter: meer dan een berijmeling was het niet. Dus gesupprimeerd. Er zijn al genoeg rijmelende-zwijmelende dominees actief in de wereld van de hymnologie...

De Melodie
De oorspronkelijke gregoriaanse melodie is vereenvoudigd en voor gemeentezang geschikt gemaakt. Zoals gezegd heeft ze een heel symmetrische bouw: de regels 1 en 4 zijn gelijk en regel 3 is de omkering van regel 2. Dit lied is - begrijpelijk - ontelbaar vaak getoonzet: van eenvoudige liedzettingen tot en met complete Cantates: o.a. de Bachse cantates nrs. 36, 61 en 62 (voor de eerste Adventzondag, de enige van de boetedagen van Advent, dat er versierde kerkmuziek klonk in Leipzig).

 

Hierboven de Gregoriaanse melodie, hieronder de Lutherse adaptatie

Nog meer (bijbelse) intertext
Zonder compleetheid na te streven nog een couplet met 'intertext'

Aequalis aeterno Patri,

Symbolum Athanasium*

...gelijk aan de Vader naar zijn Godheid, minder dan de Vader naar zijn mensheid.

Carnis tropaeo accingere,

Ps 45:4

...gord het zwaard aan uw heup, gij held... (koninklijk bruiloftslied: christologisch)

Infirma nostri corporis
Virtute firmans perpeti.

2 Kor 12,9

Mijn genade is u genoeg. Kracht openbaart zich eerst tenvolle in zwakheid. Gaarne zal ik dus in zwakheden roemen opdat de kracht van Christus over mij kome.

* geloofsbelijdenis vroeger toegeschreven aan Athanasius, tegenwoordig: 'afkomstig uit het Zuiden van Gallië, wrsch. tweede helft vijfde eeuw, kringen van Vincentius van Lérins'
 


Kerstfeest 2005 © Dick Wursten
herzien en aangevuld met vertalingen, Advent 2007
Aanvullingen, Advent 2014.

Volledige & wetenschappelijke analyse door Gebhard Kurz in Jahrbuch für Liturgik und Hymnologie (2003), p. 105-161

 

LUTHER's lied.
Luther's vertaling en Schulte Nordholt's vertalingen van Luther's vertaling. De versie in de 102 gezangen (proefbundel) is bewust vrij, omdat Schulte Nordholt zich realiseerde dat het lied van Ambrosius/Luther voor een niet in de tale Kanaäns geschoolde lezer een gesloten boek blijft. De Liedboekcommissie vroeg hem enkele al te grote vrijheden te wijzigen, alvorens opname in het liedboek 1973 werd goedgekeurd.
 

Ambrosius Luther 1524 Schulte Nordholt,
102 gezangen (1965)
 
Schulte Nordholt,
Liedboek (1973), gezang 122
1. Veni, Redemptor gentium;
Ostende partum virginis;
Miretur omne saeculum.
Talis decet partus Deo.

 
Nun komm der Heiden Heiland,
der Jungfrauen Kind erkannt;
deβ sich wundert alle Welt,
Gott solch Geburt ihm bestellt.
 
Kom tot ons, o kom met macht,
Heiland, kom de wereld wacht.
Licht dat in de nacht begint,
kind van God, Maria’s kind.
Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht.
Licht dat in de nacht begint,
kind van God, Maria’s kind.
2. Non ex virili semine,
Sed mystico spiramine
Verbum Dei factum est caro,
Fructusque ventris floruit.

 
Nicht von Manns-Blut, noch von Fleisch
allein von dem Heiligen Geist
ist Gottes Wort worden ein Mensch
und blüht ein Frucht Weibes Fleisch.
 
   
3. Alvus tumescit virginis.
Claustrum pudoris permanet;
Vexilla virtutum micant,
Versatur in templo Deus.

 
Der Jungfraun Leib schwanger ward
doch blieb Keuscheit rein bewahrt
leuchtt herfür manch Tugend schon,
Gott da war in seinem Thron
 
   
4. Procedat e thalamo suo,
Pudoris aula regia,
Geminae gigans substantiae
Alacris ut currat viam.

 
Er gieng aus der Kammer sein
Dem Königlichen Saal so rein,
Gottt von Art und Mensch ein Held,
sein'n Weg er zu lauffen eilt.
 
Kind dat uit uw kamer klein,
als des hemels zonneschijn
op de aarde wordt gesteld,
gaat uw weg zoals een held.
Kind dat uit uw kamer klein,
als des hemels zonneschijn
op de aarde wordt gesteld,
gaat uw weg zoals een held.
5. Egressus eius a Patre,
Regressus eius ad Patrem ;
Excursus usque ad inferos
Recursus ad sedem Dei.

 
Sein Lauff kam vom Vater her
Und kehrt wieder zum Vater,
fuhr hinunter zu der Höll
und wieder zu Gottes Stuhl.
 
Uit 's Vaders hand daalt Gij neer,  
tot den Vader keert Gij weer,
die de hel zijt doorgegaan
en hemelwaarts opgestaan.
Gij daalt van de Vader neer,
tot de Vader keert Gij weer,
die de hel zijt doorgegaan
en hemelwaarts opgestaan.
6. Aequalis aeterno Patri,
Carnis tropaeo accingere,
Infirma nostri corporis
Virtute firmans perpeti.

 
Der du bist dem Vater gleich
führ hinaus den Sieg im Fleisch
daβ dein ewig Gotts Gewalt
in uns das kranck Fleisch enthalt.
 
   
7. Praesepe iam fulget tuum,
Lumenque nox spirat novum,
Quod nulla nox interpolet
Fideque iugi luceat.

 
Dein Krippen glänzt hell und klar,
die Nacht gibt ein neu Licht dar,
Dunckel muβ nicht kommen drein,
der Glaub bleibt immer im Schein.
 
Uw kribbe blinkt in de nacht
door het licht dat speelt en lacht
dat het donker openbreekt
en dat ons hart zalig spreekt.
Uw kribbe blinkt in de nacht
met een ongekende pracht.
Het geloof leeft in dat licht
waarvoor al het duister zwicht.
8. Gloria tibi, Domine,
Qui natus es de virgine,
Cum Patre et sancto Spiritu,
In sempiterna saecula.
Lob sey Gott dem Vater gthon,
Lob sey Gott seinm eingen Sohn,
Lob sey Gott dem Heilgen Geist,
immer und in Ewigkeit.
Lof zij God in ‘t hemelrijk,
Vader, Zoon en Geest gelijk,
nu en overal altijd,
nu en tot in eeuwigheid.
Lof zij God in ‘t hemelrijk,
Vader, Zoon en Geest gelijk,
nu en overal altijd,
nu en tot in eeuwigheid.

nunkomm_vulpius