lijst met preken

Home

Twee preken over het Paasevangelie volgens Lukas

Inventio: De vrouwen die in het vroege ochtend naar de tuin gaan en de steen afgewenteld zien en vervolgens – als ze voorzichtig om de hoek naar binnen kijken – moeten vaststellen dat het graf leeg is…. raken hierdoor helemaal van streek. Een gemoedstoestand met veel facetten gezien de vele vertalingen (zie onder). Dat maakt je nieuwsgierig naar wat dat toch wel voor woord er in het Grieks staat: zij waren in een ‘aporie’ (aporeisthai) 

  • Statenvertaling: zij waren daarover twijfelmoedig

  • NBG: daardoor in verlegenheid waren

  • NBV: zij warend daardoor van streek

  • Engels (fraai!): they were perplexed

  • Luther: bekümmert (bekommmerd.)

  • Hieronymus (ook mooi) : consternatae

Paaspreek 2019 [Lukas 24:1-12 – St. Norbertus]

Alles had Hij verteld

van God die Hem had gestuurd

van God die wil dat wij leven

alles had Hij medegedeeld

wat God Hem had gegeven

alles: ook het laatste:

zijn eigen leven.

 

Toen werd het stil

toen was het voorbij

toen was er alleen maar verdriet.

[begin van een gedicht van Inge Lievaart]

 

Zo treffen we de vrouwen aan op de Paasmorgen. Alles voorbij, alléén maar verdriet. Ze hadden het allemaal zien gebeuren, in de bewogen ‘Goede Week’ tussen Palmpasen en Goede Vrijdag. Ze hadden machteloos moeten toekijken, het allemaal uit de hand liep. Ze hadden met hem de via dolorosa afgelegd, ze hadden bij het kruis gestaan. Ze hadden geweend, maar waren gebleven tot het einde… En ze waren meegegaan, naar de tuin. Ze hadden gezien hoe nog snel - voor het donker werd - en de sabbat begon, Jezus ‘in doeken werd gewikkeld’ en te ruste gelegd. En als de steen voor de graftombe wordt gerold, zie je ze hun hoofd buigen, troost zoeken bij elkaar, en wenen: Wir setzen uns mit Tränen nieder… und rufen dir im Grabe zu: ruhe sanfte… sanfte Ruh.

 

 

Toen werd het stil

toen was het voorbij

toen was er alleen maar verdriet.

 

En dan was die lange sabbat gekomen – die wij nu Stille Zaterdag noemen. Eindeloos zal die geduurd hebben, gevuld met maar één gedachte, één gevoel, Het is afgelopen, voorbij. Hij ìs er niet meer. Een ‘afwezige’ kan in al z’n afwezigheid dominant aanwezig zijn. En dan, als de sabbat voorbij is en de nacht z’n laatste uur slaat, pakken ze de welriekende kruiden bijeen, en de mirre, om nog één keer naar Jezus te gaan. Om hem de laatste, allerlaatste eer te bewijzen: zijn lichaam balsemen, de geur van de dood verdrijven. Ze weten, net zo goed als wij, dat het vergeefs is, maar toch, toch wil je dat doen. Het is het laatste wat je kunt doen. En dan weet je:

 

Dan wordt het stil

Dan is het voorbij

Dan rest er enkel nog verdriet…

 

Zo is het op aarde ....

maar zo is het in de hemel niet.

 

God zegt: Een leven, zo, zoals deze Mezus dat heeft geleefd, dat kan niet, dat dat nu ook over en uit zou zijn, met de dood. No way! Daarvoor zit er teveel Levenskwaliteit in. Dat moet een vervolg hebben… dat moet doorgaan. To be continued.

 

Maar dat is in de hemel, zo is het op aarde niet.

 

Beeldend vertelt Lukas hoe de vrouwen erachter komen en meegenomen worden in deze - voorlopig nog - stille revolutie: De steen die normaliter het graf afsluit, het einde bezegelt: loodzwaar, onwrikbaar. Die steen blijkt weggewenteld…. revolutum (Vulgata). En – als de vrouwen angstig om de hoek naar binnen kijken, stellen ze vast dat het graf leeg is. Grafschennis ! zullen ze gedacht hebben. Ook dat nog !

Ze raken helemaal van streek. Wat nu?

Ziet u ze daar staan, met hun specerijen, kruiden en mirre… Ze kijken elkaar aan. Nu weten ze het echt niet meer. Wat moeten ze nu doen? Met hun zorg voor de ‘dode’ zijn ze hier op aarde in een ‘aporie’ beland.

 

Dat woord staat er ook letterlijk in het Grieks, waar onze vertaling zegt ‘ dat ze niet wisten wat ervan te denken’

In een aporie beland: letterlijk: zonder uitweg zitten.

niet weten hoe het verder moet.

Geen volgende stap meer kunnen zetten.

 

Zo is het op de aarde. Zo is het nog steeds, als de dood weer eens verwoestend uithaalt. Ook toèn op die eerste Paasmorgen was het niet anders… Het evangelie is hierover heel eerlijk. Niemand geloofde dat Jezus was verrezen, op de paasmorgen. Niemand stond al halleluja-roepend in de tuin. Daarvoor hakt het sterven van een geliefde er te hard in, is de dood te onwrikbaar.

Zo is het op de aarde… maar zo is het in de hemel niet.

 

[Let's continue]

Wat zoekt gij de levende bij de doden? Zegt een stem. Zijn jullie op zoek naar jullie Heer? Dan moet je hier niet zijn. Als je hem echt wilt vinden, die Heer, die je zo dierbaar is, dan moet je niet naar zijn graf gaan kijken, hem daar bewenen, de laatste eer bewijzen, bewieroken en balsemen…, kransen leggen, monumenten bouwen, requiem-missen opdragen. Neen, hoe begrijpelijk ook, dat leidt tot niets.  

Als je die Heer echt weer bij je wilt hebben, dan moet je omkeren, de blikrichting veranderen. Op zoek gaan naar Hem, onder de levenden…

De vrouwen kunnen niet volgen. Wel: komaan, haal je dan eens voor de geest, wat hij zelf gezegd heeft… toen hij nog onder jullie was… En wie weet ontdek je dan wel, dat Hij nabij is, midden onder u, dat Hìj nog altijd lééft. Dat de dood Hem niet klein kan krijgen...

 

Niet bij de doden, maar bij de levenden… is Hij (te vinden).

 

Nog is er géén Paasjubel bij de vrouwen. Maar één ding is er al veranderd: Ze denken nu niet meer aan Jezus 'als dode', maar aan wat hij gezegd en gedaan heeft toen hij leefde, hoe hij geleefd heeft, waar Hij voor stond, waar Hìj voor ging. Hoe hij was…. hoe hij ìs, en altijd zijn zal.

Ze herinneren zich - de vrouwen - hoe Jezus hen ooit bij de hand heeft genomen en opgericht, toen ze het niet meer zagen zitten, hoe hij het voor hen opgenomen heeft toen anderen hen veroordeelden… (denk Maria Magdalena, de overspelige vrouw... en anderen). Hoe rondom Jezus eigenlijk altijd het leven doorzette, hoezeer het ook aangevochten en bedreigd werd. Hoe hij voor mensen die in een aporie waren beland, een doorbraak naar het licht wist te vinden… Altijd weer.

 

En met die herinnering, met die gedachtenis, begint de steen die als een loden last op hun hart drukte, nu toch ook in beweging te komen…

 

De gedachte komt op dat er misschien toch nog een weg is… voor hen, mèt Jezus… niet met een dode Jezus (die vonden ze niet, die moesten ze ook niet zoeken), maar met de Heer die leeft in de herinnering, en zo present is… reëel. En ze laten het graf voor wat het is, en keren terug naar de stad… en vertellen de apostelen wat er was gebeurd…

Ze krijgen echter nul op rekest. kletspraat, gebeuzel, antwoorden de heren, apostelen. 'Larie' (lèros) staat er in het Grieks. Onzin. Zij geloofden de vrouwen niet. Hoort u hoe realistisch het evangelie is.

Het gevoel van vast te lopen op de dood, de aporie, is reëel: er is geen verdere weg… Dat blijft, ook na Pasen. En bij elke mens, ook bij gelovigen.

 

Toch blijven de woorden hangen … vanuit de hemel gesproken. De stille revolutie zet zich voort: Zoekt hem bij de doden niet … Hij is de levende… Herinner u…

En in het hoofd van één discipel, Petrus, haken die woorden vast. En hij stond op, en ging op weg... Opstaan, precies ! Daar begint het mee… (het woord staat er in het Grieks: Petros anastas). Letterlijk. opstaan,  maar ook geestelijk: opstaan, hervatten… doorgaan, het élan hervinden, hoop vatten.  

Dáár begint het Paasgeloof mee, met zelf niet bij de pakken te blijven neerzitten, maar erop vertrouwen dat er een verdere weg is, ookal lijkt die geblokkeerd. Individueel, persoonlijk, maar ook als gezin, als familie, als ‘gemeenschap’, parochie. Als je dan zo zelf opstaat en op weg gaat, toch maar… in vertrouwen dat de Heer lééft, dan mag u er ook van overtuigd zijn, dat Hij zich zal melden, de Levende.

 

Het volgende verhaal in Lukas 24 is niet voor niets het verhaal van de Emmaüsgangers.  (Jezus die 'van terzijde' je aanspreekt, meegaat opweg, die herkend wordt bij 'het breken van het brood' de communie.)

 

Je zou het de kettingreactie van de opstanding kunnen noemen.

Als één verrezen is, waarom zouden wij dan ook niet opstaan en opnieuw aan het leven beginnen…, of aan een nieuw leven beginnen

Of in elk geval… doorgaan, wetende dat al wat wij doen niet tevergeefs is… in de Heer. Amen.

 

 

---

 

Paaspreek 2001 Wat zoekt gij de levende bij de doden ?  

Met dit woord uit het evangelie volgens Lucas (24, 5) is kernachtig de spanning weergegeven die het hele paasevangelie doortrekt. De vrouwen (over wier namen de evangelisten van mening verschillen, maar waaronder een aanzienlijk aantal Maria’s, maar ook een Salome en een Johanna), hadden zich goed voorbereid op hun ochtendlijke tocht naar het graf van rabbi Jezus. Nog voor de sabbat was begonnen hadden zij hun zaken op orde gemaakt:

Ze hadden specerijen gekocht en mirre, zijnde de twee ingrediënten die nodig zijn om het lichaam van Jezus te zalven. Aromata is het Griekse woord voor ‘specerijen’. Dat woord zegt precies wat de zin van de zalving was...

M.a.w. zij waren voorbereid op een gang naar het graf van Jezus. Het was hen volstrekt duidelijk: Jezus was dood: gestorven en begraven, ze hadden het met eigen ogen gezien en waren bij de graflegging aanwezig geweest en zij hadden hun conclusie getrokken: Aromata en mirre.. om het dode lichaam te zalven, als een posthume daad van aanhankelijkheid. Een mooie bloemenkrans bestellen voor op het graf, zou de equivalent zijn in onze cultuur.

 

De sabbat zelf hebben ze gerust naar het gebod. Veel rust, laat staan sabbatsvree zullen ze niet gevonden hebben, vermoed ik. De dag zal hun slechts eindeloos en leeg geleken hebben, zo vol zal ze zijn geweest van de dood. Een ‘afwezige’ kan in al z’n afwezigheid soms zeer sterk aanwezig zijn. En dan is de sabbat voorbij. Nog een nacht en dan kunnen ze naar het graf. Veel geslapen zullen ze niet hebben.

 

En zo trokken ze op de vroege zondagochtend, de eerste dag van de nieuwe week, naar het graf in de tuin, het punt waar zijn èn hun levensweg de vorige week geëindigd was... Hoe het verder moest: dat moest je hun niet vragen.

Maar dan beginnen er onverwachte dingen te gebeuren. Als ze in de graftuin komen en ze naderen de grot, dan vinden ze iets dat ze niet hadden gedacht te vinden. (vs2): de steen, en m.n. niet op de plaats waar ze gedacht hadden hem aan te treffen: als sluitsteen gewenteld voor een graf, potdicht. Neen: ze vinden de steen afgewenteld van het graf.

 

Even terzijde... Lukas gebruikt een wat plechtig woord voor ‘graf’, een woord dat in het Grieks (mnèma) te maken heeft met 'gedenken'. Latijnse equivalent: ‘monumentum’ (zo wordt het ook door Hieronymus in het latijn vertaald): gedenkteken. Dat is wel een zinvol woord voor een grafsteen: een gedenk-teken, een sluitsteen van een roemrijk, maar helaas, voorbij verleden. Je wordt erdoor bij de overledene bepaald, in de afgeslotenheid van diens bestaan, indrukwekkend misschien, maar passé.

 

Daarheen waren de vrouwen op weg... maar dat monument was dus al half ontmanteld: Ze vonden de steen nog wel, die zware steen, die beklonk: dood = dood, potdicht, punt uit... Maar die steen was afgewenteld... In het Latijn klinkt dat nog mooier: revolutum.

 

Er had een revolutie plaats gehad, een omwenteling, totaal. Niet alleen de steen was om zijn eigen as gewenteld, zodat boven > onder en links > rechts was geworden, neen: alles was omgewenteld... anders: Een stille revolutie had aan het einde van de nachts plaatsgehad.

 

Maar de vrouwen wisten hier nog niets van...

Zij zagen de steen, afgewenteld. En ze dachten: Ach, misschien is iemand ons vóór geweest. Jozef van Aritmatea bijv. de man die zijn graf aan Jezus had afgestaan, hoe zinnebeeldig trouwens ! Of één van de discipelen, haantje de voorste, de vroegste... Petrus misschien. Dus gaan zij door op de ingeslagen weg... tot in het graf.

 

Maar nu begint hun wereld toch ook te draaien: Want als ze naar binnen gaan vinden ze iets niet , iets wat ze zeker gedacht hadden wèl te vinden. Ze vinden het lichaam van de Heer niet... Dat is vreemd. Zij raken er door in verlegenheid..., staat er, maar dat is veel te zwak vertaald... Ze staan er niet alleen maar een beetje verlegen, bedremmeld bij; neen, ze zijn radeloos. het Griekse woord dat hier staat heeft het ook gehaald tot in onze tijd: ‘aporie’ staat er. Letterlijk betekent dat: zonder uitweg zitten. Niet meer weten hoe je verder moet.

 

Het volk Israel zat letterlijk in een aporie toen zij bij de Schelfzee aankwam. Links bergen, rechts bergen, achter zich: de beul en voor zich de diepte van de zee... Die stonden daar niet een beetje bedremmeld en verlegen, neen, die waren radeloos, redeloos en reddeloos... Ze zagen geen uitweg meer...

 

Dat gevoel past precies op die vrouwen. Hun weg naar de dode Jezus, die zij goed voorbereid hadden met alles wat daarvoor nodig is, loopt ‘dood’. Zij weten opeens niet meer, wat ze nu moeten doen, hoe ze nu verder moeten... Ze zijn in een ‘aporie’ beland.

 

Daar staan ze dan in de graftombe van een dode, klaar om hem de laatste eer te bewijzen en hem als overledene te gedenken...Maar hij is er niet... De vogel is gevlogen.

Wat moeten ze nu doen ? Wat is hun volgende stap ? Is er wel een volgende stap ? Zij zien die niet. De moed zinkt hen in de schoenen. Een pósitieve verklaring kunnen zìj niet verzinnen.

En dan zijn daar plots twee jonge mannen in blinkende kleren en dan hebben de vrouwen het helemaal niet meer. De schrik slaat hen om het hart en ze slaan de ogen neer (zoals echte oosterse vrouwen betaamt) maar beslist ook omdat ze de dingen waarvan zij nu getuige zijn, gewoon even niet aankunnen.

 

Het is als wanneer je vanuit het duister plots in het helle licht wordt gezet: je moet je ogen er wel voor sluiten, want je ogen zijn enkel gewend aan het duister...: onze aardse zintuigen zijn kunnen hemelse prikkels niet aan...

Je ziet de scène nu voor je: Het in de rotsen gehouwen graf, de vrouwen wellicht gesluierd, het tafereel badend in de glans van de blinkende kleren van die twee mannen...

 

De vrouwen in aporie gevangen, de jonge mannen helemaal niet. Bijna verwonderd vragen de engelen aan de vrouwen, wat ze hier eigenlijk komen doen: “Wat zoekt gij de levende bij de doden?” ’t klinkt zo vanzelfsprekend. Snappen jullie dat dan niet ? In het huis van de dood, het monument voor de dode Jezus, waar zij met de aroma's op zak als eindhalte van hun levensweg waren aangekomen, op die plaats is geen levende ziel te bekennen, en Jezus dus al helemaal niet.... Ze zitten verkeerd. Jezus is niet dood... Hij isde levende en een levende moet je zoeken temidden van andere levenden... Zo simpel is het volgens de engelen.

 

 

Maar zo simpel is het voor die vrouwen natuurlijk niet.

 

Hoe konden zij dat weten? Ja, Jezus had het gezegd, zéker, maar tussen de woorden begrijpen en de inhoud verstaan kan een enorme kloof gapen.

 

En ook voor ons geldt dat. Wij die ook gewoon zijn onze doden met alle égards te begraven, met respect en eerbied voor wat ze geweest zijn. Wij die ook – na Jezus opstanding - voor overledenen monumenten oprichten, kleine of groot, een echt of een geestelijke schrijn, zal ik maar zeggen. Ook wij gaan er van uit, dat temidden van alle onzekerheden in ons leven er maar een zekerheid is die allen betreft: wij leven naar de dood. Ons sterven is onvermijdelijk, wij kennen slechts het uur van onze dood niet. Ook ons zal men eenmaal als een dode uit handen geven: “Leer ons te bedenken dat ook wij moeten sterven” zo bidt de kerk al eeuwen bij elke uitvaart weer.

“Wat zoekt gij de levende bij de doden?”

 

Die vraag moet voor de vrouwen compleet onzinnig zijn overgekomen... Het is ook een zinsverbijsterende zin om over een evident gestorvene te spreken als over ‘de levende’.

 

Wij verwachting zo’n opstanding niet, we hebben er – net als die vrouwen - nauwelijks een antenne voor. Wij kunnen ons slechts voorbereiden op onze dood. En als andermans dood is gekomen, dan kunnen wij nog wat allerlaatste eer bewijzen, daarna is er leegte, komen wij in een aporie. En hoe diep die is, dat weet iedereen die ooit een geliefde medemens verloren heeft. Zij gaat zeer diep, de uitweg is spoorloos, doortochtloosheid lijkt alles wat er is.

Als dan de vrouwen bij de andere discipelen terugkeren en hun relaas doen, van hoe niet alleen de steen is afgewenteld, maar alles is omgewenteld, de grote revolutie van de Levende God, die de dood de dood aandoet, dan begrijpen wij hun reactie (Het zou de onze kunnen zijn) : Zotteklap zeggen de discipelen... larie in het grieks.

 

Zo eindigt het relaas van de opstanding - heel realistisch - in mineur: En deze woorden schenen hun zotteklap en zij geloofden de vrouwen niet (v 11). De aporie van de dood is te groot, dan dat zij op stel en sprong kan worden ingevuld...

 

Een Paasgeloof ontstaat niet zomaar op stel en sprong. Neen, dat moet groeien. Daarom dat alle evangeliën een na-betrachting bieden. Ze vertellen wat er de dagen daarna gebeurde, hoe geleidelijk de werkelijkheid van Pasen ìnbreekt in onze werkelijkheid en hoe langzaam de vrees overgaat in angstige nieuwsgierigheid, in verbazing, in verwondering en in geloof.

 

Ook in Lukas is dat het geval. na vers 11 komt nog vers 12. Hij staat tussen vierkante haken, d.w.z. in enkele van de oudste manuscripten ontbreekt hij. Hier wordt het aarzelende begin van het ontluikende Paasgeloof van Petrus beschreven. Het bericht van de vrouwen dat Christus is opgestaan leidt er nl. toe dat naast 'zotteklap' er bij Petrus ook nog iets anders gebeurt: Hij staat op (zo staat het er...) en gaat naar het graf het gedenkteken... Hij ziet de windsels , die Jezus in de dood gebonden hadden moeten houden...

En hij ziet ze, hij kijkt nog eens... en probeert te doorgronden wat dat toch te beduiden kan hebben... en het lukt nog niet zo erg, maar het begint ook bij Petrus te bewegen ...De aporie waarin hij door zijn verloochening terecht was gekomen was immers bijna ondraaglijk. Maar ook bij hem komt het proces van ‘ opstanding’ op gang. Hoor maar:

 

En hij ging weg (van het graf) bij zichzelf verbaasd, verwonderd zich afvragend wat er mocht gebeurd zijn.. De doorwerking is op gang gekomen. Zij vindt niet plaats bij het gedenkteken van de dood, (Petrus ging ‘weg’ bij het graf) maar temidden van de levenden. Daar is Jezus immers te vinden. Zoek hem bij de doden niet. Hij beweegt zich met zijn Geest vrij onder de levenden, onder ons.

Dáár moeten wij hem zoeken... in ons leven, temidden van de nu levenden.

Daar is hij en daar gaat hij met ons mee op onze levensweg. Daar vervoegt hij ons bestaan en helpt ons om uit onze aporieën te geraken. (Het volgende verhaal in Lukas 24 is dat van de Emmaüsgangers!) ... De kettingreactie van de opstanding kun je dat noemen. Als één verrezen is, waarom zouden dan anderen ook niet opstaan en aan een nieuw leven beginnen !

 

Geen sluitsteen op het leven dus. Een goddelijke revolutie heeft die weggewenteld: Het leven is open, altijd.

 

Amen

 

---

Tekstwetenschappelijk vooropmerking:
Lukas 24: 1-11 -- NB: vers 12 ontbreekt in een reeks handschriften (waaronder enkele zeer oude). Eigenlijk niet goed te verklaren waarom het in die handschriften zou zijn weggelaten of zijn weggevallen (als je ervan uitgaat dat het vers eerst wel aanwezig zou zijn). Dus waarschijnlijker dat het later ingevoegd is. Daarom m.i. een extra interessant vers. Komt zo aan bod in de preek uit 2001. De standaardredenering is dat het ingevoegd is omdat anders ook Lukas (net als Markus!) met 'ongeloof' zou eindigen op de Paasdag zelf. 'Larie' (Grieks voor zotteklap, kletspraat, nonsens, vers 11) zou dan het laatste woord zijn (= de reactie van de apostelen als de vrouwen terugkomen van het lege graf suggererend dat de Heer is opgestaan). In NBG 1951 staat dit vers tussen vierkante haken (wat precies deze stand van zaken aan de lezer doorgeeft). In NBV 2004 heeft men deze stand van zaken niet meer gemeld, ook niet in een voetnoot.

Addendum: Een foto van de editie van het Nieuwe Testament in het Grieks (Novum Testamentum Graece, ed. Eberhard Nestle, bewerkt door Erwin Nestle en Kurt Aland - 25ste editie. United Bible Societies: London 1963/1967). U ziet vers 12 in het kritisch apparaat staan. Vanaf de 26ste editie (1979) is de tekst uit de voetnoot gehaald en in de hoofdtekst opgenomen. Dit is gebeurd na een pittige discussie waar men niet uitgeraakte. De procedure was dat men dan met meerderheid van stemmen zou beslissen. De door de commissie gemaakte keuzes (met argumenten en tegenargumenten) zijn verzameld en uitgegeven door Bruce M. Metzger, A Textual Commentary on the Greek New Testament (UBS: London 1971). Het gefotografeerde exemplaar is het NT dat ik indertijd moest kopen voor de Middelbare School, keuzevak Grieks. Wie bewaart, heeft wat.
Terug naar de tekst

 

luk 24:12 - omitted