Macht en machtsmisbruik in de kerk
De recente
onthulling van veelvuldig seksueel machtsmisbruik van minderjarigen door
kerkelijke functionarissen maakt duidelijk dat de kerk een groot probleem heeft:
niet met de wereld of de media, maar met zichzelf. Ze staat in haar hemd. Het
vertrouwen in haar leiderschap is geschonden, de machtsuitoefening binnen de
kerk staat ter discussie. Een discussie die ook leeft bij protestanten. Dick Wursten, Leden van de leidende groep in de kerk pleegden misdaden en
diezelfde groep gebruikte haar macht om het misbruik toe te dekken. Als je
slachtoffer was, had je pech, want je kon alleen bij de duivel – de dader of een
van zijn kompanen – te biecht gaan. De concentratie van alle macht bij de clerus
wordt al lang aangevochten – ook binnen de kerk zelf – maar heeft na de recente
feiten haar geloofwaardigheid verloren. Voor alle duidelijkheid: ik heb niets
tegen macht, ook niet in de kerk. Macht – het vermogen om iets te laten gebeuren
– is geen vies woord. Het hoort bij de dynamiek van het leven en speelt altijd
een rol in relaties. Macht is aanwezig in de relatie ouder-kind, politie-burger,
leerkracht-leerling, dokter-patiënt, enzovoort. Dat is niet erg. Waar het op
aankomt, is dat de machtsuitoefening wordt (h)erkend en gereguleerd, vooral als
de relatie erg ongelijk en niet wederkerig is. Dan moet er een wettelijk kader
zijn dat de zwakke beschermt tegen misbruik. ‘Scheiding der machten’ De kerk heeft weliswaar niet zoveel wereldlijke macht meer,
maar nog altijd veel geestelijke macht. Die werkt op een verborgener manier dan
fysieke macht en daardoor is haar impact dieper en een ontsporing desastreuzer.
De relatie priester- leek was enkele generaties geleden een zeer ongelijke en
niet-wederkerige relatie, zeker als de leek nog een kind of jongere was. De
vraag naar regulering was dus urgent en juist daar knelt het schoentje. Binnen
de kerk is het tevergeefs zoeken naar een begin van een ‘scheiding der machten’.
Er wordt wel onderscheid gemaakt, maar de uitoefenaars zijn altijd leden van –
of nauw verbonden met – de clerus. De legitimering van dat systeem verloopt
altijd langs dezelfde lijnen: God heeft zijn macht in Christus gedelegeerd aan
de priesters. Zij zijn binnen de bisschoppelijke hiërarchie Christus’
plaatsbekleders op aarde. Daar kun je niet tegenop, als jonge man, als meisje. Lichamelijke zuiverheid Nog beklemmender wordt het als we ons realiseren dat een
van de legitimerende factoren van de geestelijke stand precies hun lichamelijke
zuiverheid was. Priesters waren geen gewone mensen maar geestelijken. Uitwendig
teken van hun bijzondere status was dat zij de seksualiteit eronder hadden
gekregen. Zij beheersten hun lichaam en leefden kuis. Die uitzonderlijke status
legitimeerde niet alleen hun machtspositie, maar maakte het seksueel misbruik
daarvan zo goed als onbespreekbaar. De leugen, gecombineerd met een cultuur van
ontkenning en verzwijgen, nestelde zich zo in het hart van de kerk. Als nu het
kerkelijke discours precies daar volledig hol blijkt te zijn, dan verspeelt de
priesterkaste niet alleen wat krediet, maar haar legitimering en begint het hele
systeem te wankelen. Daarom is het zo moeilijk voor de bisschoppen en de paus om
helder te zien en echt de oorzaak van het nu zichtbaar geworden kwaad te
benoemen: ze zouden wel eens de tak kunnen afzagen waar ze zelf op zitten. Het
raakt de fundamenten van de kerkleer. ‘Broeder’ of ‘vader’ Is dat dan met een structuurhervorming verholpen? Ik denk
het niet. Ook binnen niet-hiërarchische kerken – protestantse en evangelische –
is macht een moeizaam thema. Het misbruik zit daar misschien niet als een
systeemfout in de kerkleer ingebakken – de Reformatie is er niet voor niets
geweest –, maar ook in deze kerken en gemeenschappen komen tal van relaties en
situaties voor waarin macht in het spel is en het niet bepaald duidelijk is hoe
die wordt gereguleerd. In theorie is de organisatiestructuur ‘plat’
–gelijkwaardigheid van de ambten, het ambt van alle gelovigen –, maar in de
praktijk wordt de dominee of voorganger toch gezien als iemand die geestelijk
speciaal is. Een charismatische voorganger wordt wel aangesproken met ‘broeder’,
maar wordt vaak gezien als een ‘vader’ en hij handelt vaak ook zeer
paternalistisch.
Charisma Charisma is een sterke vorm van geestelijke macht. En omdat
in vrije kerken het verschijnsel macht nauwelijks gethematiseerd wordt, kan ook
daar macht heel gemakkelijk ontsporen. Waar het seksueel misbruik van kinderen
de rooms-katholieke systeemfout aan het licht brengt, zijn het de sektes die het
protestants-evangelische tekort openbaren. Bij gebrek aan bezinning op hoe
geestelijke macht werkt, kan die macht makkelijk in handen vallen van
usurpatoren van het laagste allooi. Het onderscheid tussen goedgebruikte macht
en machtsmisbruik is een ‘tricky matter’. Machtsmisbruik wordt altijd verhuld en
goedgepraat. De mens is een onverbeterlijke zelfrechtvaardiger. En als het hem
niet lukt om z’n eigen gedrag goed te praten, dan trekt hij een ander register
open, dat van de verontschuldiging. Het was zo erg niet… Bij kerkelijk
machtsmisbruik is het niet anders. Een pastor die te ver is gegaan, noemt
zichzelf niet immoreel, maar voert ethische, pastorale of vrome redenen aan om
zijn gedrag te rechtvaardigen. En juist omdat dit alles niet in de openbaarheid
gebeurt – vertrouwelijk gesprek, ambtsgeheim –, kan de ontsporing heel lang
verborgen blijven en voortwoekeren. Pas als het in de openbaarheid komt, vallen
zelfrechtvaardigingen als drogredeneringen door de mand. Ze overtuigen alleen de
dader en misschien de groep waarin de pastor als charismatische leider
functioneert. Dit betekent dat voorgangers zich bewust dienen te zijn dat hun
handelen in de geloofsgemeenschap hen altijd macht verschaft en dat
zorgvuldigheid dus het eerste gebod is en blijft. Spanningsvelden Elke religieuze organisatie moet haar personeel
voorbereiden op het feit dat ze met de hun toegeschreven geestelijke macht in
grote spanningsvelden terecht kunnen komen. Ze moeten kennis hebben van
psychologische mechanismen, van onbewuste manipulaties, ze moeten gespitst zijn
op interferenties tussen hulpvragen en eigen kwetsuren. Ze moeten professioneel
opgeleid en begeleid worden. Alleen zo kun je machtsmisbruik proberen in te
perken. Als er dan ook nog een deontologische code komt en een transparante
rechtsgang voor als het misgaat, dan kan de geestelijke macht worden gebruikt
“tot heil van mensen en tot opbouw van de samenleving”, want, zoals theoloog
Didier Pollefeyt opmerkte, “macht is maar authentiek als ze de onmacht van de
ander behoedt voor verdere kwetsuren”.
[lange versie]