de JORDAAN en de GANGES
twee rivieren, twee werelden, twee geloven
		 
De volgende dag stond Johannes weer bij de Jordaan
met twee 
		van zijn discipelen
		Johannes 1:35
 
De Jordaan en de Ganges hebben veel gemeen. Beide 
		rivieren zijn in de ogen van velen 'heilig' en trekken elk duizenden 
		pelgrims. De ene christelijke pelgrims (toeristen?), de andere Indische, 
		d.w.z. hindoeïstische pelgrims (geen duizenden, maar miljoenen). Beide 
		rivieren hebben ook dit gemeen, dat ze onlosmakelijke verbonden zijn met 
		een soort 'doop' d.w.z. een onderdompeling of een wassing. En volgens 
		alle pelgrims heeft die onderdompeling of rituele wassing te maken met 
		de verlossing, de redding.
Toch is er een verschil.
De 'moksha' (= verlossing in het Sanskriet), waartoe een bad 
		in de Ganges bijdraagt, wordt beschouwd als de verlossing van een lange 
		reeks incarnaties. Het is het uiteindelijke doel van elke Hindoe om dat 
		te bereiken, ooit. Wanneer een vrome Hindoe dan ook zijn einde voelt 
		naderen, dan is zijn eerste gedachte: op reis gaan naar de heilige stad 
		Benares om daar -door te baden in de heilige rivier, de Ganges- bevrijd 
		te worden van zijn zonden (negatief karma), zodat hij in een volgend 
		leven hogerop zal komen dan in dit leven, of (uiterst utopisch) geheel 
		verlost zal zijn van de eindeloze kringloop (samsara) van het leven, dat 
		zich in vele levens afspeelt. Daarom wemelt het in Benares van oude 
		mensen, zieken en stervenden. De brandstapels voor de crematies branden 
		dag en nacht.
Westerlingen, die er geweest zijn, vertellen vaak dat ze enerzijds 
		gefascineerd werden door de vroomheid van de mensen, die massaal en 
		langdurig baden in de bepaald niet schone rivier, maar dat ze anderzijs 
		de sfeer beklemmend, om niet te zeggen luguber. Hindoes beschouwen 
		Benares echter als eindpunt van een lange en vermoeiende reis. Voor hen 
		is het mogen sterven na een bad in de Ganges een feest. In doeken met 
		vrolijke kleuren (rood en wit) liggen de doden vlakbij de rivier te 
		wachten op verbranding. Honderden weduwen lopen met kaalgeschoren hoofd 
		te wachten op een -hopelijk spoedige- dood. De hele dag door klinkt er 
		muziek. 
 
Op christelijke kerkhoven gaat het zo levendig en 
		feestelijk niet toe. Moeten wij ons daarvoor schamen? Ik meen van niet. 
		Fundamenteel is de houding van een Christus-gelovige ten opzichte van 
		het sterven een andere dan die van de hindoeïst. Wij zijn - zo belijden 
		wij - geschapen om te léven, niet om te sterven. Dat er een 
		eeuwigheidsleven is, nà de dood, doet aan dat eerste niets af, geeft het 
		enkel nog meer kleur en diepte. 
Onze Heer Jezus weende niet 
		voor niets bij het graf van zijn vriend Lazarus. De christelijke 
		verlossing is dan ook niet een bevrijding vàn het leven (zoals de 
		hindoeïstische 'moksha'), maar een bevrijding tòt het leven, d.w.z. een 
		vrij-making van de last van zonde en dood om door het geloof te léven, 
		hier en nu en immer.
 
Zo staan er bij de Jordaan, waar Johannes 
		doopte, niet alleen maar oude afgeleefde mensen, aan het einde van hun 
		baan, neen wij treffen daar tollenaars aan, zo weggelopen van kantoor, 
		soldaten met hun vragen van leven en dood, verder boeren, vissers, 
		burgers en buitenlui. In de kracht van hun leven lieten zij zich door de 
		Johannes de doper begraven door de doop in de dood om daarna op te staan 
		uit het water om in nieuwheid des levens te wandelen... Deze mensen 
		komen uìt het leven met alle vragen van dien en willen daarna niet 
		sterven, maar léven, opnieuw: nieuw leven. En dat kan, want er is bij 
		die rivier de Jordaan ook een Man, die door een stem uit de hemel "Zoon" 
		genoemd wordt en door een stem van de aarde wordt aangewezen als 'het 
		Lam Gods, dat de zonden der wereld wegdraagt'.
 
Bij de Ganges is 
		het een drukte van belang omdat de mogelijkheid bestaat om het leven en 
		haar bijkans eindeloze cyclus af te sluiten.
Bij de Jordaan is het 
		een drukte van belang omdat er daar een kans is dat het leven een 
		doorstart maakt, opnieuw begint.
 
(naar een idee van Okke Jager) D. Wursten