preek over de 
			storm op zee (Mk 4:35-41)
			
			
			Genk, 27 januari 2008
			
			 
			
			
			 
			
			
			Gemeente,
			
			
			Een verhaal als dit kan op verschillende manieren 
			gelezen worden. 
			
			
			Dat willen wij vanmorgen proberen te honoreren, 
			want juist die meerlagigheid van verhalen in de bijbel is 
			essentieel.
			
			
			 
			
			
			I. De eerste laag van het verhaal is de 
			buitenkant. Daarop bots je als je het verhaal over de storm op 
			zee leest zoals een krantenbericht, dat verslag aflegt van een 
			gebeuren, een rapportage. Dan lees je hier over een gebeurtenis, 
			waarbij – volgens de verslaggever dan toch – Jezus blijk heeft 
			gegeven van bovenaardse macht, want hij heeft zijn discipelen gered 
			door een storm tot zwijgen te brengen. Niet meer of minder dan een 
			mirakel.
			
			
			 
			
			
			Als we het verhaal zo lezen, dan is het 
			verhaal wel duidelijk, maar dan duiken er ook meteen enkele 
			problemen op. Hoe kan dat ? Kon hij dat echt ? Maar zulke vragen 
			zijn pas het begin: waarom deed hij dat tòen wel, en waarom bijv. 
			niet tijdens de stormvloed van 1953, terwijl ook toen tallozen tot 
			hem geroepen hebben zoals de discipelen (eenmaligheid en de 
			toenmaligheid van mirakels). De geur van onrechtvaardigheid en 
			willekeur hangt altijd rond miraculeuze uitreddingen. 
			
			
			
			
			Om de moderne mens wat tegemoet te komen, gaat 
			men soms het mirakel wat minder miraculeus maken, het 
			bovennatuurlijke karkater ervan relativeren. Dat die storm 
			plotseling ging liggen – zo zegt men dan – is  helemaal niet zo 
			wonderlijk. Dat kwam daar wel meer voor: Het meer van Galilea is nl. 
			geen doorsnee recreatie-plas. Neen: Het is een forse binnenzee, 20 
			bij 13 km... En het ligt dan ook nog heel diep (209 meter onder de 
			zeespiegel) en wordt omringd door de uitlopers van de grote naburige 
			bergketens (Libanon en Syrie). Het ligt in een keteldal, tussen de 
			bergen en door de afgeslotenheid heerst er een eigen klimaat, een 
			microklimaat. ‘s Winters wordt het er niet zo koud, en ‘s zomers 
			is er weinig verschil tussen dag en nacht.
			
			
			 
			
			
			Dat is fantastisch, natuurlijk, goed voor de 
			bedrijvigheid en het nachtleven. 
			
			
			Maar één nadeel: 
			als het luchtdrukverschil tussen het algemene 
			Galilese weertype en het microklimaat in het keteldal te groot 
			wordt, dan moet er een gelijkschakeling 
			plaatsvinden. En dat gaat dan met veel geweld gepaard. 
			
			
			
			Dan komt over de toppen opeens de lucht 
			aangestormd en stort zich langs de flanken van de bergen naar 
			beneden bijna loodrecht op het water. En van het ene op het andere 
			moment verandert het rustige gladde spiegelende wateroppervlak in 
			een ziedende zee; de golven spatten hoog op en het wordt uiterst 
			moeilijk om nog veilig de kust te bereiken.
			
			
			Echter: Zo snel als dit spoken opkomt, zo snel 
			verdwijnt het ook weer als dit zeer plaatselijke luchtdrukverschil 
			is weggewerkt. Dan ligt het water er weer rustig en vreedzaam bij, 
			alsof er niets gebeurd is. Bevreemdend en een beetje ‘unheimisch’ 
			voor wie het wel eens heeft meegemaakt. 
			
			
			
			‘t is net niet echt, en tegelijk maar al te 
			reëel.
			
			
			 
			
			
			1. Stel nu gemeente, u zou u ten tijde van de 
			gebeurtenis, waarvan Markus verslag doet, op de oever bevonden 
			hebben: Dan zou voor u wat hier beschreven staat gewoon één 
			van die keren zijn dat de plotse valwind enkele vissersbootjes heeft 
			verrast, maar - gelukkig - de storm ging op tijd weer liggen, zodat 
			er geen sotffelijke ongelukken (of slachtoffers) te betreuren zijn - 
			deze keer -... Godzijdank, zouden we misschien nog gewoontegetrouw 
			toevoegen. Maar dat betekent niet dat we het normale verloop 
			van het natuurgebeuren 
			daarmee zouden ontkennen. 
			
			
			Dat waren de toeschouwers, maar nu:
			
			
			2. Voor mensen die zich in nood op het meer 
			bevinden tijdens zo’n storm, is het natuurlijk heel wat meer dan een 
			spectaculair natuurverschijnsel geweest. Zij hebben gevreesd voor 
			hun leven: Zij hebben het uitgeroepen: Help Heer, wij vergaan ! 
			schietgebeden en vloeken zullen mekaar hebben afgewisseld: Voor hen 
			was het een kwestie van pompen of verzuipen. Met man en macht hozen 
			om niet met man en muis te vergaan.
			
			
			Het ‘plotse einde’ van de storm was voor hen in 
			elk geval een redding van de dood, ja  een ‘geschenk uit 
			de hemel’. Bijna was het gedaan geweest. Op hun knieën zouden ze God 
			wel willen danken: En sommigen hebben dat ook misschien wel 
			gedaan...
			
			
			 
			
			
			3. En dan nog een stapje meer naar het centrum: 
			Voor die mensen, die met Jezus in het zelfde schuitje zaten, was 
			deze storm nog weer een andere belevenis. Zij hadden niet slechts in 
			het algemeen tot God geroepen in hun nood, neen, zij hadden hun 
			‘meester’, rabbi Jezus, wakker gemaakt, die - vreemde man, 
			waarmee zij nog niet zo lang op stap waren, maar die toch wel een 
			beklijvende indruk op hen had gemaakt - tijdens de storm rustig lag 
			te slapen.. 
			
			
			En, zo berichten zij: Het is beslist de 
			aanwezigheid van de Heer geweest die hen gered heeft: 
			
			
			Zwijg, wees stil, 
			had hij tegen de wind en de zee gezegd. En - zowaar - toen hij 
			opstond, ging de wind  liggen, zoals een hond die 
			gecommandeerd wordt door z’n baas en er kwam grote rust 
			over de wateren.. het werd volkomen stil...
			
			
			 
			
			
			Die paar mensen die dat van dichtbij hebben 
			meegemaakt, die zijn het nooit meer vergeten. 
			
			
			
			Hoe Jezus de storm stilde en rust bracht over de 
			zee van Tiberias, rust bracht ook tegelijk in de bange harten van de 
			opvarenden. Hun verwondering over Jezus is er door toegenomen: 
			Wie is toch deze dat ook de wind en de zee hem gehoorzamen ?? Is 
			hij soms ‘goddelijk’?  bedoelen ze, maar dat kun je hardop niet 
			van een mens zeggen, dat zou godslasterlijk zijn.
			
			
			 
			
			
			Goed, tot zover de eerste 
			lezing van de evangelielezing. Deze blijft nog vrij wel aan de 
			buitenkant van het gebeuren. Maar: afhankelijk van je positie in de 
			concrete werkelijkheid van toen, zijn er toch al drie versies van 
			het gebeuren te geven: 
			
			
			1. het plotse komen van de storm, die even 
			plotseling als hij kwam ook weer ophield. Gelukkig zonder erg deze 
			keer.
			
			
			2. De existentiële dankbaarheid van diegenen die 
			midden in de storm op het meer zaten en die het er levend hebben 
			afgebracht.
			
			
			3. De verwondering, de religieuze verwondering 
			over de rol die Jezus temidden van het stormgeweld heeft gespeeld. 
			
			
			 
			
			
			 
			
			
			II. Dan nu een tweede lezing. We steken een 
			laagje dieper af in het verhaal, we hebben nu de 
			feitelijk-historische laag afgepeld en gaan nu aan de binnenkant 
			van het verhaal...
			
			
			 
			
			
			Waarom, zo vraag ik me af, heeft de evangelist 
			dìt verhaal nou eigenlijk opgeschreven? Of iets breder geformuleerd 
			voor bijbelverhalen: Waarom is men dit verhaal elkaar blijven 
			vertellen? 
			
			
			Hoe komt het dat Markus het - zeg maar 40 jaar na 
			dato - heeft opgenomen in de hoofdlijn van zijn evangelie. Ja, omdat 
			het overgeleverd is natuurlijk (spectaculair ! machtige Jezus). 
			Zeker.  Maar dan herhaalt zich de vraag: Wat sprak de mensen zo rond 
			’70 na Christus (vermoedelijk in Rome) dan zo aan in dit verhaal, 
			dat de over het algemeen beknopte Markus, hier de 
			uitgebreidste versie van alle evangelisten biedt, die ook veruit 
			het levendigst is in vertelstijl van de drie.
			
			
			 
			
			
			Ik geef u een mogelijke 
			verklaring:
			
			
			De eerste christelijke gemeente werd in Rome 
			eerst min of meer met rust gelaten. In de ogen van de beschaafde 
			Romeinen, was het gewoon de zoveelste esoterische religie, een 
			Joodse sekte. Ze hadden het er niet erg op, maar meestal moeiden ze 
			zich er ook niet mee.
			
			
			Bekend is echter, dat er onder het keizerschap 
			van Nero, een opstoot van anti-semitisme heeft plaatsgehad (niet 
			alleen in Rome trouwens), waarvan ook de christenen het slachtoffer 
			zijn geworden.... Letterlijk: zij werden - volgens Tacitus - 
			geslachtofferd omdat Nero na de grote brand van Rome een zondebok 
			nodig had om de op hem gerichte volksagressie af te leiden. 
			
			
			 
			
			
			U kunt zich voorstellen wat dat voor een - tot 
			dan toe - redelijke rustige geloofsgemeenschap moet hebben betekend. 
			Een arrestatie hier, een executie daar. Voor de leeuwen; met de 
			gladiator in de arena. Iedereen kende wel iemand die het was 
			overkomen. Angst trekt door de Christengemeente van Rome. 
			
			
			Tegen die tijd zijn ook de meeste leiders van het 
			eerste uur al dood, sommigen ook als martelaars, anderen gewoon 
			gestorven.  Wat nu? Wat moeten ze doen?
			
			
			 
			
			
			Ja, wat moet je doen, als angst,
			terechte angst, bestaansangst, je leven binnensluipt. 
			
			
			
			Die angst moet je bezweren, voor ze je totaal 
			gaat beheersen. Maar hoe doe je dat ? Is dat niet typisch voor 
			angst, dat die vaak machtiger is dan jezelf en zich dus onttrekt aan 
			je controle. En zoals we een aantal preken geleden zeiden: Angst kun 
			je alleen maar overwinnen door het tegenovergestelde van angst te 
			voeden: het vertrouwen.
			
			
			 
			
			
			Dat kun je bijvoorbeeld doen door elkaar te 
			bemoedigen met verhalen en ervaringen (maar dat is hetzelfde) waarin 
			de angst is weggenomen. Herinneringen ophalen aan die keren dat je 
			ook angstig was, maar dat de terreur van de angst op een 
			gegeven moment is gebroken. bijvoorbeeld dat je dus - en u voelde 
			het al aankomen - tegen elkaar zegt midden in de donderende 
			storm van de geschiedenis, temidden van de kolkende golven die in je 
			eigen hart tekeer gaan en je van slag brengen.. dat je dan zegt 
			tegen elkaar: 
			
			
			“....Herinner je nog, die keer, dat wij met Jezus 
			midden op zee in een angstaanjagende storm terecht kwamen... 
			Herinner je nog, hoe hij daar voorin het schip lag te slapen.
			
			De storm loeide 
			ook toen, de golven sloegen tegen de boot, nog even en het is 
			gedaan.. 
			
			vergaan met 
			hebben en houden, met huid en haar, met lichaam en ziel, 
			
			
			verdronken, tenonder in de diepe zee van de dood... 
			
			En Jezus lag daar 
			maar.. te slapen. Alsof er niets aan de hand is. 
			
			
			“Meester, trekt Gij er U niets van aan dat wij vergaan?”  
			
			riepen wij toen 
			en wij schudden hem wakker. En Hij, wakker geworden, bestrafte de 
			wind en zeide tot de zee:  “Zwijg, wees stil!”  
			
			En de wind ging 
			liggen en het werd volkomen stil. ....”
			
			 
			
			Zo’n verhaal 
			vertellen: dat kun je doen, als angst je leven dreigt onmogelijk te 
			maken. Dat deed Petrus misschien in Rome..., dat heeft Markus 
			misschien gehoord en onthouden... voor later, voor ons.. om elkaar 
			ook te vertellen als de storm weer opsteekt en het levensschip wordt 
			bedreigd.
			
			 
			
			(2b) Want: 
			inderdaad: er kunnen stormen over ons leven razen, huizenhoge golven 
			alle zekerheden omverwerpen, ja kwade machten van onrecht, lijden en 
			dood, allerlei ellende kunnen een mensenleven inderdaad soms zo 
			bestoken, dat we wel eens het gevoel hebben dat wij vergaan en... 
			dat God/Jezus er niets aan doet, ja dat het hem eigenlijk niets kan 
			schelen.
			
			
			“Meester, trekt Gij er U niets van aan dat wij vergaan?”  
			
			 
			
			Als de zaken zo 
			staan, - en wij ons zo in de wereld voelen - dan kunnen wij onszelf 
			of elkaar dit evangelieverhaal voorhouden...: En dan kan dat verhaal
			
			 
			
			1. ons bemoedigen 
			(com-fort) 
			
			
			Het besef in ons 
			versterken of wakker roepen, dat er Iemand is die boven deze 
			dingen staat... die ze de ‘baas’ is, die de storm een einde kan 
			stellen. 
			
			Zeker, het geloof 
			in deze Heer is niet vanzelfsprekend. Het zal altijd een geloof 
			tegen de klippen op zijn, een roepen tegen de storm in... soms met 
			het gevoel dat Hij het niet hoort.. Maar: Die hoop en dat vertrouwen 
			tesamen maken de basis uit van het bijbelse tegengif tegen de angst. 
			Daar begint het mee... met dat roepen.
			
			 
			
			2. (appèl) 
			
			Van ditzelfde 
			verhaal gaat een krachtige oproep uit, kritisch zelfs. Dat is 
			verwoord in de op één na laatste regel van deze perikoop (vers 40), 
			waar Jezus tot zijn doodsbenauwde discipelen na afloop NB 
			zegt: “Waarom zijt gij zo bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof?”
			
			U voelt dat denk 
			ik ook wel, dat daar een verwijt 
			in zit. 
			
			Dat zijn 
			volgelingen, de discipelen, wij, ons er misschien wel veel te snel 
			onder laten krijgen, door wat er tegenslaat. Stormen komen, maar 
			gaan immers ook weer voorbij. Machten maken zich groot, boeien zich 
			enorm op, maar dat wil nog niet zeggen, dat wij daar zo van onder de 
			indruk moeten zijn, dat wij daardoor ons leven moeten laten bepalen. 
			
			
			Jezus slaapt toch temidden van de storm. 
			Niet als toonbeeld van onverschilligheid, maar juist als voorbeeld 
			van vertrouwen.
			
			 
			
			Welke watervloed 
			kan je nog iets doen, als je met Christus de doodsjordaan bent 
			doorgegaan in het water van de doop... Wat wij toch belijden.
			
			En welke 
			stormwind kan je nog benauwen, als je weet dat wind van de geest 
			onstuitbaar naar de toekomst blaast.
			
			 
			
			Laat – zo predikt 
			dit verhaal als je het vanuit zijn binnenkant beziet – laat Christus 
			toch ook eens opstaan in jezelf, zodat de storm kan gaan liggen.
			
			Ruil die ene 
			soort vrees, de angst nou eens in voor die andere vreze, de 
			vreze des HEREN = dat is het vertrouwensvolle ontzag voor 
			God, dat alle andere ontzagwekkende fenomenen relativeert.
			
			 
			
			Want Christus 
			stond op en de storm ging liggen en het werd volkomen stil.
			
			amen.
			
			
			 
			
			
			(met dank aan: E.R. Jonker, Aan het woord 
			komen, Boekencentrum, 1992)
			
			 
			
			 
			
			
			 liturgie
			
			 
			
			-           
			welkom
			
			-           
			aanvangslied: psalm 42: 1 en 3
			
			-           
			stil gebed
			
			-           
			votum & groet
			
			-           
			lied: gezang 159: 1 en 2
			
			 
			
			-           
			gebed om ontferming
			
			-           
			lied: gezang 159: 4
			
			-           
			woord ten leven: smalle weg  Mt. 7
			
			-           
			lied: gezang 159: 7 en 8
			
			 
			
			-           
			gebed bij de opening van het Woord
			
			            
			Het meer van Galilea (of de zee van Tiberias (naam van Romeinse 
			stad) of het meer van Gennesaret , Yam Kinnèret (Kinnèret = cither. 
			En inderdaad: het is cithervormig), De Arabieren noemen dit meer 
			trouwens: Ajn Allah = het oog van God.
			
			 
			
			-           
			Schriftlezing: Markus 4: 35-41
			
			-           
			lied: psalm 42: 4 en 7
			
			-           
			preek
			
			-           
			lied: gezang 445: 3
			
			 
			
			-           
			geloofsbelijdenis 
			
			
			-           
			lied: Klein gloria
			
			-           
			gebeden
			
			-           
			collecten
			
			 
			
			-           
			lied: gezang 467
			
			-           
			heenzending en zegen
			
			-           
			"amen.." (gezang 456:3)