Schriftlezing: Markus 8: 27 - 38 
				                                                                
				
				
        		
				Genk, 17 september 2006 
				
				
				Voorganger: ds. Dick Wursten
				
				
				
				 
				
				
				BIJ DE LEZING
				
				
				‘de belijdenis 
				van Petrus’.. zo kennen we het verhaal. Dat staat er ook boven 
				in onze vertaling (1951). Misleidend ! Want eigenlijk is daarvan 
				helemaal geen sprake.. Moet u maar eens opletten aan wie Jezus 
				de vraag stelt. Wie zegt gij dat ik ben..(gij 
				= mv.) 
				
				
				Petrus 
				antwoordt, zeker, maar duidelijk namens allen.. en 
				het verbod om over dit messiasschap te spreken is opnieuw 
				gericht tot alle discipelen.. .. Precies zoals 
				zoals in Mattheus en Lukas.
				
				
				 
				
				
				Dat Jezus Petrus 
				feliciteert met z’n belijdenis en als beloning het ‘primaat’ 
				geeft = op deze rots zal ik mijn kerk bouwen = staat 
				enkel bij Mattheus .. in Lukas en Markus 
				ontbreekt dit.
				
				
				Vroeger 
				harmoniseerde men de evangelieverhalen cumulatief, de 
				aanvullende methode.. Lijkt me niet correct. 
				
				
				Heel nuttig de 
				vergelijking: Duiden de verschillen misschien op een ‘geschil’ 
				??
				
				
				 
				
				
				 
				
				
				PREEK
				
				
				Gemeente,
				
				
				Petrus is een 
				interessante figuur in het evangelie. Van de discipelen krijgt 
				hij het meeste reliëf. Dat komt omdat hij nogal op de voorgrond 
				treedt.. haantje de voorste is.. er nogal makkelijk uitflapt wat 
				hij denkt.. Vanzelf wordt hij zo ook een beetje hun 
				woordvoerder. In die zin heeft hij in alle 
				evangeliën een primaat, is hij nr. 1. 
				
				
				
				Het 
				alleraardigste is echter – ik gaf dat al aan, dat dat bij Markus 
				eigenlijk niet zo positief uitpakt. Hierdoor heeft hij namelijk 
				ook de primeurs van het kwaad: Hij is nummer 1 in 
				de missers (hier) en straks nr 1 in de grote woorden
				en dan – dus – nr. 1 in verloochening. 
				
				
				
				
				 
				
				
				Hij is dan ook 
				zeer geschikt – en wordt door alle evangelisten ook daarvoor 
				gebruikt – om ons ‘een lesje’ te leren over hoe het gaat in de 
				navolging van Christus.. Ik stel dan ook voor om ons eens in hem 
				in te leven.. Dus niet zozeer hoe hij tot die mooie belijdenis 
				is gekomen.. (dat is aller zaak), maar vooral hoe het toch komt 
				dat hij zo de plank heeft misgeslagen met z’n vermaning van 
				Jezus.
				
				
				 
				
				
				Hij staat ook 
				ook niet zover van ons af, hij is een mens als wij, deze Simon 
				Bar Jona.. 
				
				
				Zijn vader (Jona 
				dus) had een vissersonderneming. Zijn beide zonen, 
				Simon en Andreas werkten in zijn bedrijf met nog enkele 
				knechten. En – volgens de evangelieën – vaak in een 'joint 
				venture' met twee andere vissers uit de stad: Johannes en 
				Jakobus, de zonen van Zebedeus. 
				
				
				Hij was 
				getrouwd, Simon, woonde eerst in Bethsaïda en later in 
				Kapernaüm.. in het huis van zijn schoonmoeder. 
				
				
				 
				
				
				Kortom : Petrus 
				was dus een geslaagde niet eens zo kleine 
				zelfstandige, een hard werkende man met goede vooruitzichten.. 
				maar.. daarnaast was hij óók een zoeker op het terrein van 
				geloof en leven.. Hij was al erg geïnteresseerd geweest toen 
				Johannes predikte, maar toen Jezus op een dag langs het water 
				was gekomen terwijl zij net klaar waren met vissen, was de 
				bliksem in z’n leven ingeslagen.. 
				
				
				 
				
				
				Hij had ze 
				geroepen, alle vier, die ik net noemde.. 
				
				
				En alle vier 
				waren op zijn roeping ingegaan en waren hem gevolgd.
				
				
				 
				
				
				Petrus had 
				immers maatschappelijke verantwoordelijkheden en familiale 
				verplichtingen: zijn vrouw, het bedrijf van zijn vader.. 
				Blijkbaar heeft hij het bedrijf aan  z’n 
				vader (en andere broers of knechten) overegelaten omdat 
				het met Jezus mogen meegaan hem belangrijker leek dan dat 
				alles. En zijn vrouw ? Het evangelie zwijgt over haar: Later 
				lezen we wel bij Paulus dat Petrus ‘zijn vrouw meenam’ 
				als hij als apostel op reis ging.
				
				
				In elk geval: 
				een zekere toekomst in deze wereld, bedje gespreid, sociale 
				positie verzekerd..zette hij op het spel, liet hij varen voor 
				een onzekere weg achter Jezus aan.
				
				
				 
				
				
				Om te zeggen, 
				dat hij alle schepen achter zich verbrandde.. is misschien iets 
				te veel van het goede. Kostwinning en dagelijks leven zaten wel 
				wat anders in elkaar dan vandaag de dag. Blijkens de verhalen 
				uit de periode tussen Pasen en Pinksteren kon Petrus – als hij 
				wilde– morgen weer terug in de boot stappen en gaan vissen..
				
				
				
				 
				
				
				Maar: 
				inhoudelijk gezien, geestelijk, is het wel een radicale 
				keus: Petrus levensvulling, de zingeving van heel zijn bestaan: 
				hij zet het volledig op de kaart van Jezus: 100%. 
				Wat dat betreft: geen voorbehoud. Petrus heeft grote 
				verwachtingen van Jezus. 
				
				
				 
				
				
				Heel de 
				verwachting van het oude testament bijv.. door de profeten zo 
				treffend verwoord.
				
				
				Hoe GOD middels 
				een nieuwe profeet, een nieuwe koning.. orde op zaken zou 
				stellen: hoogmoedigen van de troon stoten, onrecht weg doen, 
				lijden en leed uit de wereld zou helpen. Dat alles moet hij op 
				Jezus hebben geprojecteerd, de politieke bevrijding van het volk 
				Israel van de Romeinse overheersing incluis.. vermoed ik: ‘de 
				verlossing’ van Israel.
				
				
				 
				
				
				En dan – 
				inderdaad – begint er van alles te gebeuren rond Jezus. 
				Profetieën lijken in vervulling te gaan. Het langverwachte rijk 
				van God begint te gloren gloort daar rond het meer van Galilea. 
				Het grote gebeuren is begonnen.. en Jezus zal het doen.
				
				
				 
				
				
				Daarom dat 
				Petrus namens de disicpelen het eruit gooit.. Jezus is niet
				een profeet, niet de zoveelste, zelfs niet 
				Elia, de voorlaatste. Neen: zeker weten: Gij zijt de
				Messias, de langverwachte, de vervuller, de 
				verlosser, Gods één en al.. Gij zijt het, ik weet het zeker, 
				100%.
				
				
				 
				
				
				Dat is dus niet 
				maar een vaststelling over wie Jezus is, neen: in die belijdenis 
				is Petrus zelf helemaal mee gedefinieerd, als iemand die
				alles van deze Jezus verwacht. In het enthousiasme 
				hoor ik dus meeklinken iets van: Ik wist het wel, ik ben u 
				gevolgd, heb alles voor u opzij geschoven: het zal niet voor 
				niets zijn ! Het is de goede keuze geweest, de moeite waard !
				
				
				
				 
				
				
				Mijn weg zal die 
				van de Messias zijn. De verwachting van Israel zal voor mijn 
				ogen vervuld worden. Het leven wordt, zoals de profeten hebben 
				voorzegd. Daarheen zijn wij op weg. Daarheen gaat Jezus ons voor 
				! Halleluja ! 
				
				
				It has just 
				begun..!.. en wij zijn van de partij.. wij mogen op de eerste 
				rij staan..
				
				
				 
				
				
				Daar haakt Jezus 
				op in.. hier in Markus dus meteen – zonder de felicitatie en 
				uitweiding over de Rots – Beseffen jullie wel wat dat betekent.. 
				dat dat niet zomaar gaat, dat het misschien wel betekent, dat je 
				de eerste in de rij zult zijn als 
				het op lijden aan komt. Gemeenschap met 
				de Messias zou wel eens 
				gemeenschap met 
				zijn lijden kunnen zijn..
				
				
				vs 31
				
				
				
				            
				En hij begon hen te leren, dat de Zoon des mensen moest lijden 
				en verworpen worden door de oudsten en de overpriesters en de 
				schriftgeleerden .. en .. gedood worden .. en dan opstaan..
				
				
				Dat is wat Jezus 
				in het verschiet ziet, dat is waar hij de weg van de Messias op 
				ziet uitlopen: lijden, dood !.. Petrus hoort het.. en die 
				woorden snijden hem door de ziel. Het woordje ‘en opstaan’ hoort 
				hij al niet meer, als Jezus dat al gezegd heeft.. Lijden, 
				verworpen, dood .. Neen, dat kan niet ! 
				
				
				Als de Messias 
				komt, zal hij toch juist alle dingen rechtzetten, overwinnen, 
				een einde maken aan onrecht, oorlog en pijn ! neen: dat kan 
				niet, dat mag niet waar zijn, in Godsnaam Jezus 
				toch, denkt Petrus. Dat is Gods bedoeling toch niet. Er staat 
				toch geschreven bij Jesaja (65/66) dat God, als hij 
				komt, alle tranen zal afwissen, en dat niemand meer sterven 
				zal voor zijn tijd ! Hoe kan dan zijn uitverkorene lijden moeten 
				en sterven voor zijn tijd ?
				
				
				 
				
				
				Jezus moet - 
				onvoorstelbaar maar het kan niet anders, denkt Petrus - een 
				inzinking hebben. En hij neemt Jezus apart en begint op hem in 
				te praten:
				
				
				
				            
				En Petrus nam Hem terzijde en begon Hem te bestraffen 
				(v. 32)
				
				
				 
				
				
				Het woord dat 
				hier voor 'bestraffen' wordt gebruikt moeten we verstaan in de 
				zin van: 
				
				
				
				            
				verwijtend, vermanend iemand toe spreken, omdat die persoon 
				tegenvalt, onder de maat blijft, de zaak waar het omgaat oneer 
				aandoet.
				
				
				Petrus berispt 
				Jezus dus niet zomaar uit privételeurstelling, neen: hij vindt 
				dat Jezus God in de steek laat: Gods plan verraadt. 
				Hij berispt Jezus in Gods naam. Dat moet moeilijk voor hem 
				geweest zijn. 
				
				
				 
				
				
				Net had hij Gods 
				hand in Jezus erkent en beleden, nu moet hij - vindt hij in alle 
				eer en geweten - omwille van God diezelfde Jezus terechtwijzen. 
				De vaste overtuiging bij Petrus is, dat God voor zijn geliefde 
				Zoon iets anders in petto zal hebben dan een lijdensweg ! 
				
				
				
				
				 
				
				
				Dubbel 
				geschrokken moet Petrus dan ook zijn van Jezus' reactie:
				
				
				
				            
				Doch Hij keerde Zich om en ziende naar zijn discipelen.. 
				(dus weer sprak 
				Petrus in naam van allen..) bestrafte hij Petrus en 
				zeide: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt niet bedacht 
				op de dingen Gods, maar op die der mensen. (Mattheus 16:23)
				
				
				 
				
				
				Petrus zal alles 
				verwacht hebben, van een diepgaand gesprek van man tot man, van 
				een huilbui tot een geruststelling dat het zo'n vaart niet zal 
				lopen, in elk geval een instemming met zijn analyse: Zó wil God 
				het toch niet.. Alles behalve dit: een uitbarsting van 
				toorn, zoals Jezus nog nooit eerder gehad heeft, inclusief 
				een beschuldiging van obstructie van Gods heilsplan: een
				satan (dat is: Gods tegenstander) is hij.. Petrus.
				
				
				 
				
				
				Dat is wel het 
				ergste wat je van een mens kunt zeggen. Het moet 
				onbegrijpelijk voor hem geweest zijn, zo afgewezen te worden 
				terwijl je denkt goed te doen.
				
				
				 
				
				
				Wìj hebben het 
				makkelijk gemeente. Wij kunnen rustig het verhaal teruglezen en 
				herlezen. En wij weten de afloop en hoe het allemaal zit. De 
				evangelisten en apostelen helpen ons daarbij. Petrus heeft dat 
				hier allemaal niet. Hij moet het doen met een toornige afwijzing 
				en enkele spreuken over zelfverloochening, kruis opnemen, alles 
				verliezen om alles te vinden, de wereld verliezen om je ziel te 
				redden..
				
				
				 
				
				
				Of hij ze 
				gesnapt heeft ? Ik betwijfel het. Dat is trouwens ook niet onze 
				zaak. 
				
				
				Het gaat er om, 
				wat wij nu van deze Messias vinden, nu nu we met Petrus zijn 
				meegegaan, zijn mis-verstaan hebben meebeleefd.
				
				
				 
				
				
				Verstaan wij nu 
				waar het om gaat bij Gods Messias ? Dat gebeuren daar en toen 
				rond Jezus van Nazareth.. die zinnen over het opnemen van het
				kruis, over het verliezen van het leven en het 
				juist daarom redden.. over het feit, dat het je 
				‘ziel’ meer waard is dan de rijkdom van de ‘hele wereld’ bij 
				elkaar ?
				
				
				
				Snappen wij dat?
				
				
				 
				
				
				Of zijn we 
				misschien nog net zo kortzichtig als Petrus ? Weten wij het 
				beter en belemmeren wij in onze betweterigheid de verlossende 
				kracht die uitgaat van Jezus weg naar het kruis.. 
				
				
				
				Want het is – en 
				dat wil ik toch nog eens onderlijnen – op het ogenblik, dat 
				Petrus Jezus wil tegenhouden om de weg van het kruis 
				te gaan, dat hij tot ‘instrument van de satan’ wordt..
				
				
				 
				
				
				In die gang naar 
				het kruis, die aanvaarding van het lijden en de dood.. daarin 
				zit blijkbaar de kern van het Messiasschap van deze Jezus. Neem 
				het kruis uit het evangelie, en je hebt geen evangelie meer.. 
				Neem de kruisweg weg uit Jezus’ biografie en je hebt geen 
				Messias meer.. 
				
				
				 
				
				
				– toegepast – 
				Als wij menen zonder de kruisweg te gaan, toch in de nabijheid 
				van God en Jezus te verkeren, dan slaan we de plank mis, dan 
				krijgen wij net als Petrus te horen, dat wij 'niet zozeer 
				bedacht zijn op de dingen Gods, maar op die der mensen'; .. dan 
				worden ook wij van vriend van God tegenstander (satan) .. Dan 
				lijden zij schade aan onze ziel = aan je diepste zelf.. ookal 
				winnen we misschien de hele wereld..
				
				
				 
				
				
				Laten wij dus – 
				zo zou ik willen besluiten – uit de schaduw van Petrus komen en 
				onze plaats innemen op de weg van de Messias, niet met het hoofd 
				te hoog: dan vallen we gegarandeerd zoals Petrus.. neen: gewoon 
				met beide benen op de grond, zelfbewust èn zelfkritisch.. achter 
				Jezus aan op zijn weg.. ookal weten we dat we op die weg 
				niet om zijn kruis, maar ook niet om ons kruis, heen zullen 
				kunnen.
				
				
				 
				
				
				Toch mogen wij 
				die weg gaan met vreugde.. want – en dat hebben wij 
				voor op Petrus toen – wij mogen weten dat die weg uitkomt in 
				Gods Koninkrijk, waar de ziel van de mens haar bestemming 
				vindt.. lijden.. duizende doden sterven.. misschien.. maar 
				tenslotte, ten derden dage, opstaan.
				
				
				amen.
				
				
				 
				
				
				
				 
				
				-          
				welkom
				
				
				-          
				aanvangslied: gezang 170: 1 en 3
				
				
				-          
				stil gebed
				
				
				-          
				begroeting en bemoediging
				
				
				-          
				lied: gezang 170: 6
				
				
				 
				
				
				-          
				gebed om ontferming    
				
				
				
				Heer, onze God, 
				het is waar, wij moeten het belijden. Zoek herder mij, opdat ik 
				vind, anders zo ga ik te gronde. Zo is het.. Zo staat het met 
				ons. Half bewust, half onbewust, half gewild, half gedwongen 
				zijn wij afgeweken en verdwaald in onze nacht, in het duister 
				dat wij hebben geschapen. En als u ons niet te hulp komt heer, 
				gaan wij te gronde..
				
				
				Heer ontferm u 
				over ons naar uw grote barmhartigheid, in Jezus' naam amen
				
				
				
				 
				
				
				-          
				lied: psalm 67: 1
				
				
				-          
				Woord ten leven: Filippenzen 2
				
				
				-          
				lied: psalm 67: 2
				
				
				 
				
				
				-          
				gebed bij de opening van het Woord
				
				
				 
				
				
				Heer, gij komt 
				tot ons gehuld in het gewaad van uw Woord en zo wilt gij bij ons 
				zijn, ons raad geven en ‘een oogje in het zeil houden’.. een 
				woordje meespreken in ons leven..
				
				
				Heer, nochtans 
				gaat dat allemaal niet vanzelf. Zonder uw levenscheppende Geest 
				blijft de bijbel voor ons een gesloten boek, herkennen wij u 
				niet in uw woord. Soms ook willen wij u niet horen.. Daarom 
				bidden wij: Kom schepper Geest, daal tot ons neer, neem Gij het 
				Woord en verkondig het ons, zodat wij dwars door alle 
				mensenwoorden en menselijke barrières heen toch verstaan wat 
				tot onze vrede dient, amen.
				
				
				 
				
				
				-          
				Schriftlezing: Mattheüs 8: 27-38
				
				
				-          
				lied: gezang 437
				
				
				-          
				preek
				
				
				 
				
				
				-          
				geloofsbelijdenis
				
				
				-          
				afkondigingen 
				
				
				-          
				gebeden
				
				
				-          
				lied: gezang 442
				
				
				-          
				keuzelied 
				
				
				 
				
				
				-          
				heenzending en zegen 
				
				
				-          
				gemeente: gezang 456: 3