Markus 8: (16)22-26 ziende blind te 
			Betsaïda
			
          Genk, 10 september 2006
			voorganger: ds. 
			Dick Wursten
			
          
			 
			INLEIDING op de SCHRIFTLEZING
			 
			Gemeente,
			Veel gebeurtenissen in het evangelie hebben een dubbele bodem. Een 
			broodvermenigvuldiging heeft nooit alleen maar met eten en aantallen 
			te maken. t’is ook altijd een gelijkenis. Maar dan niet in woorden, 
			maar in beelden..
			Alleen net als de gelijkenissen zijn ze niet altijd even makkelijk 
			te verstaan.. Heel duidelijk wordt dit als Jezus en zijn discipelen 
			in Markus 8 vlak na de wonderbare spijziging weer eens scheep gaan 
			om over te steken (naar weer een andere) overkant en de discipelen 
			vaststellen dat ze vergeten hebben brood mee te nemen.
			Dan ontspint zich een gesprek, waarin in elk geval wel zoveel 
			duidelijk is, dat Jezus vindt dat de discipelen eigenlijk ‘blind’ 
			zijn voor wat er nou ‘geopenbaard’ is tijdens de wonderbare 
			spijziging..
			 
			LEZEN: Markus 8: 16-21
			 
			‘Hebt gij ogen en ziet gij nìet’  zei Jezus.. En hij bedoelt dat men 
			de betekenis van de wonderbare spijziging niet heeft ‘gezien’, 
			hoewel men natuurlijk wel degelijk gezien heeft dat iedereen gegeten 
			heeft en dat er nog zeven korven overbleven.. Ze hebben het gezien, 
			maar ‘gezien’ hebben zij het niet..
			Je kunt feiten en dingen zien, maar ‘blind’ zijn voor de betekenis 
			van die feiten, voor de zin van de dingen die je hebt gezien.
			 
			En nu, precies op dit moment, volgt het verhaal over de genezing van 
			een ‘blinde’. 
			Zou dat niet met elkaar te maken kunnen hebben? Een verhaal over een 
			blinde als een parabel over ziende blinden ?.
			 
			Het vermoeden voor de onderlinge band tussen beide wordt zelfs 
			ondersteund doordat het verhaal over de blinde die ‘leert zien’ op 
			zijn beurt onmiddellijk gevolgd wordt door het verhaal waarin de 
			vraag gesteld wordt naar ‘hoe de discipelen Jezus nou eigenlijk 
			‘zien’.. Wie zeggen de mensen dat Ik ben.. En ook daar komen heel 
			veel verschillende visies boven tafel..
			 
			LEZEN: Markus 8: 22-26
			 
			 
			 
			PREEK
			 
			Gemeente, 
			Op het eerste zicht is het verhaal dat wij gelezen hebben een 
			verhaal over de genezing van een blinde man, een anonieme man uit 
			Betsaïda.. 
			Bij dit verhaal valt heel wat historische achtergrondinformatie te 
			geven, want zowel de rite van handoplegging, als het gebruik van 
			speeksel als ‘medicijn’ waren zeer gebruikelijk in de tijd van de 
			voor-wetenschappelijke geneeskunde. 
			Niet alleen in Israël, trouwens, maar overal komen wij dit tegen.
			
			 
			De priester-medicijnman, want zo moeten we dan redeneren, had - zo 
			meende men - een speciale band met de godheid en hij deelde die 
			goddelijke kracht (‘mana’) dan mee aan de zieke via bepaalde riten, 
			zoals handoplegging en speeksel. Speeksel van een heilig man werd 
			geacht van levenwekkende en goddelijke genezingskracht vervuld te 
			zijn..
			 
			Dit zijn natuurlijk historisch-archeologische gegevens. Ze maken het 
			verhaal op een bepaalde wijze begrijpelijker, maar tegelijk 
			versterken ze op een andere wijze de vreemdheid ervan, tenminste 
			voorzover wij moderne westerse geseculariseerde mensen zijn.. 
			Waren wij Afrikanen, lag het al weer heel anders.. Het aantal 
			Afrikaanse genezers ‘maraboes’ en ‘sjamanen’ in Antwerpen en Brussel 
			bijv. is de laatste jaren spectaculair gestegen..
			 
			En nog iets: Bij ziek-zijn hoort angst, want elke ziekte verwijst 
			naar de dood. Die meldt zich al vast even. Dat is dus schrikken.. 
			Dat betekent dat bij de zieke niet alleen maar een lichamelijke 
			kwaal hem in zijn greep heeft, maar dat er ook vaak nog een een 
			psychologische of geestelijke component is, die wel degelijk een rol 
			speelt in het ziekteproces èn in het genezingsproces, die niet door 
			medicijnen of operaties kan worden bestreden. 
			Daar zijn andere zaken van belang: bezoek, geloof, gebed.. Een zieke 
			hééft niet alleen een ziekte maar ìs ook ziek.
			Aan het gevoel van de zieke beantwoordt de technische heel knappe, 
			maar emotioneel soms ijskoude behandeling door apparaten en 
			chemische preparaten, zoals wij die in onze moderne ziekenhuizen 
			kennen, dus maar ten dele.. Het is wel effectief tegen de ziekte, 
			maar vervreemdt de zieke van zichzelf. 
			 
			 
			Terzake: 
			Een aantal trekken in dit verhaal zijn te opvallend om aan voorbij 
			te gaan. Zo begint het verhaal met de zin: Zij brachten een blinde 
			tot Hem en smeekten Hem deze aan te raken. En Jezus doet dat ook.. 
			zeer intensief: Hij neemt hem bij de hand, spuwt in zijn ogen en 
			legt hem de handen op.. 
			 
			Het is beslist een karakteristiek punt van Jezus, dat Hij de 
			aanraking met de zieke medemens niet schuwt, met blinden niet, met 
			doven niet, evenmin als met melaatsen en bedelaars.. 
			Hij herstelt zo het meest elementaire menselijk contact met hen: de 
			aanraking..
			Dat is een eerste belangrijke vaststelling. Hij raakt ze aan, en 
			bevestigt zo hun bestaan. 
			Ze zijn er, ze mogen er zijn. 
			 
			Maar mooier nog dan dit vind ik wat daarvoor is gebeurd. De 
			handoplegging en het speeksel - ik zei het al - passen geheel binnen 
			het verwachtingspatroon van een geneeskundige rite uit Jezus dagen.. 
			Wat niet gebruikelijk is, wat onverwacht is, is dat Jezus deze mens 
			apart heeft genomen voor hij de genezing aanvat. . vs 23: Hij vatte 
			de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp.. 
			Jezus maakt hem dus eerst los uit de menigte, ïndividualiseert hem 
			zo te zeggen, maakt hem tot enkeling.
			Dat is pas een veelzeggend gebaar. Het getuigt van echte aandacht 
			voor de mens achter de zieke. Het getuigt van ‘tijd nemen’ voor de 
			zieke. En tegelijk onttrekt het het genezingswonder aan de blik van 
			het ‘publiek’. 
			Een heling, een genezing, ze geschiedt niet ‘en masse’, maar 
			persoonlijk. Ze gebeurt niet anoniem -ookal gebeurt ook dat wel eens 
			in het evangelie, het is toch uitzondering - maar met naam en 
			toenaam. 
			Genezing, heling, heil, het veronderstelt blijkbaar een persoonlijke 
			toekering, los van het rumoer van de wereld, los van het ‘men’, in 
			een ‘ik-gij’ verhouding.
			 
			Het spectaculaire is er dan meteen ook af. Jezus kan bij zijn werk 
			geen pottekijkers gebruiken. De genezing is een zaak tussen hem en 
			mij. Geen t.v. camera’s, geen journalisten met hun blocnotes en 
			fototoestellen. Neen: terzijde, buiten het ‘dorp’..
			 
			Het ‘apartnemen’ is zo een uiting van een warm pastoraal hart bij 
			Jezus, van een diep-menselijk inzicht. De blinde man wordt zo 
			‘persoon’, een uniek, enig mens. Zijn ziekte was ongetwijfeld een 
			ramp voor hem, en niet alleen fysiek.. Neen, ook en vooral voor hem 
			als ‘mens’. Wie was hij? Hij was niemand, hij was ‘een blinde’, een 
			‘bedelaar’.
			
			 
			Ziek-zijn en isolement horen bij elkaar. Uitstoting hoort er ook 
			vaak bij. De mensen van zijn dorp, ze kenden hem allemaal als die 
			‘afhankelijke’ blinde. Hij hoorde bij de inboedel van het dorp, bij 
			het straatbeeld, zoals een lantarenpaal, een fontein. 
			Ziekte ontmenselijkt, ontrooft iemand zijn persoonlijke eer.
			 
			Jezus verzet zich hiertegen. Door heel zijn houding, zijn gedrag, 
			elk gebaar en woord.. herstelt hij precies dit soort gebrokenheden.
			
			Hij behandelt de zieke als mens, als individu, als unieke persoon.
			
			Hij schenkt hem aandacht en tijd, hij raakt hem aan, herhaaldelijk.
			. 
			En dat allemaal voorafgaand aan de genezing van zijn blindheid.. of 
			zou het misschien zo zijn, dat zulk een handelwijze al het begin is 
			van het wonder van de genezing?! Zou dat iets te maken kunnen hebben 
			met de dieptedimensie van dit verhaal..
			Ik kom daar aan het eind op terug.
			Eerst nog iets over de genezing zelf. 
			Die gaat - vreemd genoeg - in étappes. Na de eerste behandeling met 
			speeksel, afgesloten met handoplegging, vraagt Jezus aan de man: 
			Ziet gij iets?
			En inderdaad, de man ziet iets, maar het zicht is nog niet perfect: 
			Hij slaat zijn ogen op en ziet de mensen.. maar nog niet scherp, 
			want hij ziet hen als ‘bomen’ wandelen.
			Jezus legt hem dan opnieuw de handen op, waarna de mededeling volgt: 
			hij zag duidelijk en was hersteld. En (ten overvloede) hij zag 
			voortaan alles scherp..
			 
			De episode eindigt met een gebod en een verbod. De blinde, die weer 
			kan zien, krijgt opdracht om naar huis te gaan en hem wordt 
			afgeraden/verboden het ‘dorp’ in te gaan. Waarom?
			Meestal wordt deze vraag beantwoord door te verwijzen naar het 
			‘Messiasgeheim’ van Jezus is gaan noemen. Jezus wil niet, dat zijn 
			messiasschap te grabbel wordt gegooid, dat het een publiek bezit 
			wordt. Hij vreest dat er dan iets mis zal gaan met de inhoud van 
			zijn messianiteit. Een al te populaire Jezus, dat kan niet. Dan 
			heeft men hem niet begrepen..
			 
			Daar zal het inderdaad wel mee te maken hebben, maar toch bevredigt 
			mij dat niet. 
			Eerst staat er zeer uitdrukkelijk dat Jezus de blinde apart neemt 
			buiten het dorp brengt en aan het eind is er weer die waarschuwing 
			voor dat dorp..: De ex-blinde moet het ‘dorp’ vermijden en 
			regelrecht naar zijn ‘huis’ gaan, staat er. Dorp wordt hier 
			tegenover zijn huis geplaatst. Dat is toch wel zeer opvallend. Ik 
			versta het zo: 
			 
			Het dorp is de plaats van de ‘openbaarheid’, de ‘publiciteit’ en dus 
			van de ‘oppervlakkigheid’. 
			Daar zou hij opnieuw een ‘bezienswaardigheid’ worden, op de 
			schouders rond gedragen, een trofee.. noch steeds een ‘men’, geen 
			‘gij’..
			Daarvoor, daartoe heeft Jezus hem niet genezen. Neen hij moet naar 
			zijn huis gaan. 
			Dat is de plaats van ‘intimiteit’, de ‘persoonlijke sfeer’, de 
			plaats ook van de ‘wezenlijke dingen’, de plaats van de 
			individuering, van het persoon-worden.
			 
			De blinde moet zich daarin begeven. Daar, in de huiselijkheid en de 
			vertrouwdheid, in de veiligheid ook van de familiekring, daar moeten 
			zijn ogen ‘verder opengaan’.. Want, ookal kan hij nu zien, hij moet 
			nog wel leren zìen.. 
			Anders - en nu zijn we terug bij de inleiding - geldt straks voor 
			hem ook, dat hij wel ógen heeft maar niet ziet. Dat hij wel kijkt, 
			maar niets begrijpt van het ware leven..
			 
			Want het gaat immers niet alleen om het lichamelijke zien.. het gaat 
			ook om het geestelijke zien. Of om het Latijnse woord voor ‘zien’ te 
			gebruiken: Het gaat ook om de ‘visie’ op de wereld, de dingen en de 
			mensen.. 
			 
			Die zaken (begrip visie, inzicht) die moet hij - volgens Jezus - 
			niet in het ‘dorp’ gaan halen, die moet hij ‘thuis’ ontwikkelen. En 
			dan na verloop van tijd, na een zekere periode van rust en tot rust 
			komen, van menswording zal hij wel weer in staat zijn ‘de mensen 
			onder de ogen te komen’, zonder dat zijn menszien opnieuw wordt 
			‘weggekeken’.. zal ik maar zeggen. 
			 
			 
			Welke visie dan ? Wat moet hij zien ? Wat moeten de discipelen zien 
			? Waarvoor moeten ook de ogen van zienden geopend worden ? Dat is de 
			vraag die blijft..
			 
			De blinde: nadat hij het ‘licht’ gezien heeft, moet hij ook nog het 
			Licht (met een hoofdletter) zien. Naast uiterlijk zicht is er ook 
			nog zo iets als een innerlijk zicht. 
			En zoals de zon nodig is om ons de dingen te doen zien zoals ze zich 
			voordoen aan ons oog, zo hebben wij die andere Zon nodig om met 
			innerlijke ogen te kunnen schouwen.. Inzicht en doorzicht te 
			verwerven.. beter misschien nog: dieptezicht te krijgen op de 
			werkelijkheid.
			 
			Niet dat wat bij oppervlakkige waarneming zich opdringt aan het oog 
			is het belangrijkste. Niet dat wat ‘in het dorp’ voor waarde wordt 
			gehouden is de èchte waarde. Niet dat wat jan en alleman zo 
			superbelangrijk vinden is perse belangrijk. Kortom: Niet wat op het 
			eerste gezicht de aandacht trekt moet gezien worden. 
			 
			Neen: Jezus probeert bij zijn leerlingen (blinden èn zienden, maakt 
			niet uit) een nieuwe visie op de wereld in te krijgen, een nieuwe 
			kijk ook op de mens.  om verder te kijken dan de buitenkant der 
			dingen, dan je neus lang is;.
			 
			Bijv. om datgene waar je zo gemakkelijk langs kijkt, te leren zien: 
			de uitgestotene, de blinde, de marginale mens, de gehandicapte mens, 
			de tobber, de gebogene.. Mensen zonder ‘aanzien’.a.w. 
			 
			Ook die moeten kunnen wandelen in het licht.
			Of - andere zaak - dat niet datgene wat in het oog springt, wat je 
			meteen ziet, perse het wezen van de zaak is, de waarheid is. Veel 
			schijn bedriegt, veel van wat er blinkt op het eerste gezicht, is 
			bij nader inzien geen goud.. en andersom: 
			Kijk maar eens goed en wees alert op wat niet zo opvalt, wat niet zo 
			blinkt, waar ‘in het dorp’ geen belangstelling voor is.. misschien 
			is dat wat niet blinkt.. wel ‘goud’. ‘t zijn de kleine dingen die ‘t 
			‘m doen..
			Afin: U mag het zelf wat mij betreft verder proberen in te vullen.
			 
			Die werkelijkheidsvisie heeft Jezus en die visie wil hij met de 
			zijnen delen. Die straalt Hij uit. Die visie is zijn geheim. Het 
			geheim van de messias. het Messiaanse visioen.. 
			van rechtvaardigheid, vrede en heelheid van de schepping..
			als de Messias komt, zegt Jesaja (35:5)
			 Dan zullen de ogen der blinden geopend en de oren der doven 
			ontsloten worden; 
			 
			Dan zal de gebrokenheid der schepping die zo opvallend is, dat je er 
			niet langs kunt kijken, die je echt op het eerste gezicht al meteen 
			in alle gruwelijheid ziet.. dan zal de die breuk geheeld worden. 
			Rond de Messias ,door de Messias. 
			 
			Dat is dan ook wat rond en door Jezus gebeurd is. Veel mensen hebben 
			het gezien en niet gezien tegelijk.. Zij blijven verblind door de 
			uiterlijke schijn.
			Sommigen hebben het gezien en hun blik op de wereld en hun 
			levensvisie is er definitief door veranderd. 
			 
			Zij zijn diegenen die niettegenstaande het lijden, in de heelheid 
			der schepping blijven geloven. Zij zijn diegenen die in de sterven 
			van Christus het begin van de opstanding ten leven hebben erkend..
			Zij zijn diegenen die in zijn gebroken lichaam brood voor de wereld 
			zien en die in zijn vergoten bloed een volkomen heelwording van alle 
			gebrokenheid vermoeden.
			 
			Geloven is in deze zin ook een kwestie van zien.. 
			amen.