Deuteronomium 4: 30-40 en 
			Romeinen 8: 14-17
			Genk, zondag Trinitatis, 3 
			juni 2007
			 
			THEMA
			 Volgens de Lutherse 
			traditie is het vandaag zondag Trinitatis.
			De bedoeling van deze 
			traditie is niet dat nu over het dogma van de drie-eenheid wordt 
			gesproken. Preken over het dogma lijkt is erg on-protestants: immers 
			dan staat de menselijke leer in plaats van de bijbel centraal… 
			(dogma is hoogstens een leeshulp)
			De bedoeling van zondag 
			trinitatis is om op de 1ste zondag na Pinksteren nog eens terug te 
			kijken, de balans op te maken, te resumeren: wat hebben we nou van 
			God geleerd gedurende de afgelopen kerkelijke feestdagen. Hoe hebben 
			wij hem leren kennen.
			Immers: De kalender van het 
			kerkelijk jaar is nog niet aan z'n eind, nog lang niet, maar de 
			kerkelijk feesten zijn al wel voorbij. Pinksteren is het laatste. We 
			moeten weer wachten tot Advent begint voor we op weg kunnen gaan 
			naar de volgende: het Kerstfeest.
			 
			Daarom: een zondag om de balans op te maken omtrent... 
			Terugblikken, om vooruit te 
			zien.
			 
			PREEK
			Gemeente, de 2 lezingen die 
			wij gelezen hebben, hebben één ding gemeen... nl. dat ze 
			terugblikken op een intense kennismaking met God, 
			            
			de eerste van Mozes en het volk 
			            
			de tweede van Paulus en de gemeente. 
			Over beide wil ik vanmorgen 
			wat zeggen.
			 
			1. In Deuteronomium worden 
			de Israelieten heel wel bewust en opzettelijk opgeroepen om die 
			kennismaking met God  niet te vergeten, om te blijven 
			gedenken... wat zij van God hebben meegemaakt, wat zij van God 
			hebben ervaren.
			 
			Die herinnering is 
			immers de basis van hun hoop.
			Dat verleden is de 
			grondslag van hun toekomst. Dat weet Mozes zeker ! Alleen zó 
			zul je lang en goed kunnen leven in het land dat de Heer u geeft.
			Dit besef is typerend voor 
			het geloof van Israel: leven en geloven tussen herinnering en 
			verwachting... Leven in een bestaan tussen de tijden, tussen 
			het alreeds en het nog niet, tussen D-day en V-day.. De 
			herinnering aan de dag, de tijd, de ure dat de beslissing over ons 
			leven gevallen is (Pasen voor ons; Pascha voor de Joden) is 
			essentieel. Zij houdt ons op weg naar V-day: de dag van de 
			voltooiing, waarbij Pascha niet meer een eenmalige voorbijgang van 
			de engel des HEREN, die de dood verdrijft zal beduiden, maar een 
			eeuwig leven.
			 
			Daarom moeten de 
			Israelieten - overal waar ze komen, waar ze gaan, waar ze staan - 
			gedenken, dat GOD zich ooit met hen heeft bemoeid. En niet zomaar 
			een beetje, aan de rand van het bestaan, gerommel in de marge, neen 
			zeer centraal: Hij heeft ingegrepen in hun bestaan... Beslissend: 
			D-day > Decision-day.
			Hun bestaan was niks, nul 
			zero. Slaven waren zij in Egypte, ongewilde vreemdelingen, gehate 
			gastarbeiders... Hun toekomstperspectief was een lege vlek, hun 
			levensverwachting nihil.
			Herinner u dan, zo preekt 
			Mozes, hoe God zich verwaardigt heeft uit het vuur tot precies dat 
			stelletje verworpenen der aarde te spreken, zich hun lot aan te 
			trekken en hen onder machtige tekenen uit te leiden uit de 
			slavernij, door de zee van de dood, in de woestijn van de beproeving 
			en dat God ze daarin nìet alleen heeft gelaten.
			vers 35: Gij hebt het te 
			zien gekregen, opdat gij zoudt weten, dat De HERE de enige God is, 
			er is geen ander behalve HIJ.
			 
			U hoort hierin de 
			kernbelijdenis van Israel: het sjema: Hoor Israel, de HERE is 
			onze God, de HERE alléén ! (die dan ook een paar hoofdstukken 
			verder volgt: Dt 6:4). Om niet te vergeten moet die gebonden worden 
			op de arm, rond het voorhoofd en aan elke deurpost..
			 
			Deze belijdenis is de kern 
			van Israels geloof, omdat Israel zonder déze God überhaupt 
			niet zou hebben bestaan. Enkel aan zijn ontferming, zijn 
			uitverkiezing dankt Israel zijn bestaan. Alle beproevingen die op 
			die verkiezing volgden, alle strijd en rumoer: het was allemaal om 
			dit volk van de grond te krijgen, d.w.z. weg uit het angsthuis 
			Egypte naar het goede land Kanaän.
			Ja, de tekst die wij 
			gelezen hebben uit Deuteronomium laat in dit verband nog een woord 
			vallen dat wij in het Oude Testament niet direkt verwachten, maar 
			het staat er wel degelijk.. God heeft zijn volk uit Egypte geleid.. 
			vers 37: omdat Hij uw vaderen heeft liefgehad en hun nakroost 
			uitverkoren.. 
			Uit liefde is dit alles 
			geschied.
			 
			Dàt moet Israel nooìt 
			vergeten. Liefde was het, liefde zal het zijn, waarop Israels 
			bestaan is gebouwd. (vs 31= Hij is een God van liefde). Die 
			god verschijnt dus niet pas in de eerste brief van Johannes aan het 
			eind van de 1ste eeuw, neen... zo is God reeds van eeuwigheid.
			 
			Gods motief om zich bezig 
			te houden met de mens = liefde.
			 
			Dat moet Israel niet 
			vergeten, dat prent Mozes ze in aan de drempel van het beloofde 
			land. 
			En dat mogen ze nooit 
			vergeten: omdat alleen zó het leven in het beloofde land goed 
			kan zijn. Omdat alleen met deze God in je hart, je hoofd en je 
			handen het wel kan gaan in het land dat de Heer u geven zal.
			Het verleden beïnvloedt via 
			de gedachtenis het leven nu en in de toekomst.
			 
			De levende herinnering 
			aan Gods grote liefdedaden, biedt de brandstof om ook in de toekomst 
			liefde te geven en liefde te ontvangen.. van/aan God en van 
			elkaar/aan elkaar. 
			 
			2. En zo gemeente kom ik als bij de tweede Schriftlezing, uit de 
			brief van Paulus aan de Romeinen... Ook daar zet Paulus in met de 
			vaststelling dat de slavernij voorbij is. Dat het tijdperk 
			van de Geest is aangebroken en dat wij geen slaven meer zijn maar 
			vrije geesteskinderen van God, door hem geadopteerd..
			 
			Zo mogen wij onszelf 
			beschouwen. D-day ligt achter ons: De beslissing over ons leven is 
			al gevallen: op Golgotha, het oordeel is uitgesproken: op Pasen 
			geproclameerd: Gij zijt vrij, gij zijt kinderen Gods !
			Niet uit eigen verdienste 
			natuurlijk, maar om des Zoons wil: aangenomen tot kinderen Gods... 
			Uit liefde.. Afin, dat wisten we al vanuit Deuteronomium... (ik) (de 
			bijbel) val(t) in herhaling.
			 
			Nu hoeven wij God niet als een verre vreemde God te zien, 
			onbereikbaar, afstandelijk, geheel vreemd, neen: Wij mogen hem 
			aanroepen als 
			Avader. De verwondering daarover (dat dàt 
			mag) klinkt nog door in het woord dat Paulus gebruikt, en dat 
			blijkbaar ook in Rome nog gebruikelijk was: "Abba" Vader... een 
			oerwoord, een echt kinderlijk woord: 
			Abba, dat is niet vader, 
			neen: dat is papa... Dat is intiem, persoonlijk, betrokken, 
			afhankelijk en aanhankelijk: Abba, papa.. zo roepen wij als kinderen 
			God aan, tenminste dat zegt Paulus, dat wij dat mogen.
			Gods geest getuigt hiervan 
			met onze geest... dat wij - werkelijk - kinderen Gods zijn... 
			en zo mee mogen erven met 
			de Zoon, Gods goederen, Gods goedheid... zijn liefde.
			 
			
			Gemeente, via een andere redenering duidt Paulus 
			hier op een soortgelijke werkelijkheid als Mozes in Deuteronomium: 
			Hij plaatst ook de gemeente tussen herinnering en verwachting. 
			Hij stelt ons bestaan 
			tussen het verleden 
			waarin wij als 
			gewichtigste feit aller tijden: kruis en opstanding van de Zoon zien 
			staan
			en de toekomst 
			waarin wij als zeker en 
			heilrijk feit zien staan: de openbaarwording der kinderen Gods, 
			d.w.z. de verheerlijking van Christus en al de zijnen, het 
			overwinningsfeest dat ons alle leed, lijden en beproeving, ja zelfs 
			de dood doet vergeten.
			Tussen D-day en V-day, 
			tussen alreeds .. maar ook nog-niet.
			 
			In die positie zijn wij 
			door God geplaatst en daar wordt ons geloof geboren en beproefd 
			tegelijk, netzoals Israels geloof in de woestijn geboren en beproefd 
			is geworden. 
			 
			Wij worden opgeroepen om 
			ons vast te klemmen aan wat geschied is, de tekenen die God 
			gesteld heeft midden in de tijd. 
			Die komen tot ons in 
			verhalen, bijbelse geschiedenis. 
			En steeds weer frapperen ze ons, omdat ze God ter sprake brengen en 
			toch een geheim laten zijn, omdat ze ons voorschilderen hoe God 
			verlossend ingrijpt in het leven van een volk, van een mens... 
			zonder dat we God daarmee te pakken hebben. 
			Het is reëel wat ze 
			schrijven: de ervaringen die ten grondslag liggen aan de bijbelse 
			verhalen, zijn werkelijkheden geweest voor de mensen toen en niet 
			slechts reëel, neen: heilbrengend, reddend en bij het 
			doorvertellen hebben ze generatie op generatie opnieuw aangesproken 
			en geraakt, opnieuw heil gebracht en gered.
			 
			In het vertellen van die 
			verhalen over Gods aanwezigheid in de tijd, herhaalt zich a.h.w. 
			Gods aanwezigheid in de tijd. Men heeft Gods voorbijgaan geproefd, 
			en legt daarvan getuigenis af  in verhalen... verhalen van 
			bevrijding, van beproeving, van strijd - zoals Mozes zegt: niet 
			allemaal triomfverhalen. Het is D-day nog maar, geen V-day -.
			En al vertellend, al 
			herinnerend en gedenkend, is dan diezelfde God present: Waar twee 
			of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik, zegt Jezus. Waar 
			men komt met verhalen en die verhalen blijft herhalen, 1000 malen: 
			daar komt God in het midden... 
			 
			En dan mogen wij zeggen - 
			soms even - : Hij was èr weer, toch daar en toen, zoals hij er 
			geweest is ten tijde van onze vaderen en ver daarvoor, ja altijd, 
			van voor de grondlegging der wereld.. En dan voegt zich ons 
			verhaal in de draad van de bijbelverhalen, weeft zich daarin en 
			versterkt de verwachting dat als God er zo geweest is, voor onze 
			vaderen, maar ook voor mij, dat hij er dan ook wel zó zal zijn voor 
			ons en onze kinderen... De herinnering wekt de verwachting... De 
			oude verhalen roepen nieuwe in het leven. Amen
			 
			                                                                      
			liturgie
			 
			 
			 
			-           
			welkom
			-           
			aanvangslied: gezang 247: 1 
			-           
			stil gebed
			-           
			votum & groet
			-           
			lied: gezang 247: 3
			 
			-           
			gebed om ontferming 
			-           
			lied: gezang 305: 1
			-           
			woord ten leven: Mk 12: 28-34
			-           
			lied: gezang 305: 2
			 
			-gebed bij de opening van 
			het Woord.
			-Schriftlezing: 
			Deuteronomium 4: 32-40
			-lied: psalm 136: 1, 2 en 6
			-Schriftlezing: Romeinen 8: 
			14-17
			-lied: psalm 136: 13
			-kinderen naar de 
			nevendienst
			-preek
			-lied: gezang 44: 3
			 
			-           
			geloofsbelijdenis 
			-           
			lied: Klein Gloria
			-           
			gebeden                                   
			-           
			collecten
			 
			-slotlied: gezang 254: 1 en 
			4
			-heenzending en zegen
			-"amen.." (gezang 456:3)