Alanus: Omnis mundi creatura


up ] biografie ]

Omnis Mundi Creatura

Omnis mundi creatura
quasi liber & pictura
nobis est & speculum
nostra vitae..

 

gedicht van Alanus ab Insulis (Alain de Lille - overleden 1202, geboren in Lille (= ab Insulis = de l’isle = de Lille = van Rijsel)).

Biografische informatie en vertalingen in Engels en Duits vindt u hier

 

A biography in English, click here (new page), other translations of omnis mundi into English und Deutsch

 

Hieronder een letterlijke vertaling, zonder pretentie van juistheid, gewoon wat ik ervan kon maken.

Aan het eind van de pagina een gedeeltelijke vrije berijming ooit gemaakt door J.W. Schulte Nordholt (niet opgenomen in zijn Verzamelde gedichten, enkel  verschenen in een bibliofiele uitgave (ed. Gert-Jan Buitink) in 1995).

Alanus speelt met taal dat is wel duidelijk. Basisgegeven is dat de natuur gelezen kan worden als een 'boek', waarin onze natuur wordt geschetst (vergelijk artikel 1 van de Confessio Belgica e.v.a.), als in een spiegel. Als voorbeeld neemt Alanus de roos, die wel schoon bloeit, maar voor je er erg in hebt, verwelkt, verdort, vergaat. "Zo is ook der mensen leven...". De kernbeeldspraak lijkt Psalm 103 (en 1Petrus: Denn alles Fleisch es ist wie Gras... ). Zie ook nog Job 14. De stam floreo/flos biedt veel mogelijkheden.

De roos is een klassiek Vanitas-beeld sinds de oudheid, een 'topos'. Ausonius (4e eeuw) krijgt hiervoor de credits (maar is ook niet origineel; wie wel?). Zeer invloedrijk is zijn gedicht over de het korte mooie leven van de roos wel. Het bekende sonnet van Ronsard Mignonne, allons voir si la Rose... is ondenkbaar zonder Ausonius's gedicht. Aan het eind van Alanus lied wordt dit beeld van de vergankelijkheid gekoppeld aan de theologische notie dat de dood de 'straf is op de zonde' (stipendia peccatium mortis, Rom 6:23) waardoor er een andere ethisch-morele component in de meditatie sluipt dan bij Ausonius. Ook de opvatting van Paulus dat 'wij onder de wet besloten zijn' (Gal. 3:23, m.n. het spel met het woord: conclusio speelt in strofe 8 een rol. Paulus schrijft : sed conclusit scriptura omnia sub peccato ut promissio ex fide Iesu Christi daretur credentibus prius autem quam veniret fides sub lege custodiebamur conclusi in eam fidem quae revelanda erat - voor de niet-latinisten: Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld en zijn besloten geweest tot op het geloof dat geopenbaard zou worden. Over de roos in de oudheid, zie hier.

 

 Letterlijke vertaling

Dick Wursten © 2015

  

 

 

 

J. W. Schulte Nordholt,
Waarom wil je dat ik zing,
p. 30
 1995, Boekmakerij Gert-Jan Buitink.

JWS vertaalde enkel de eerste 5 strofen.
De overige zijn van mijn hand.

 

Al het geschapene in de wereld
is als een boek, een afbeelding:
het houdt ons een spiegel voor.
van ons leven, van ons sterven,
van onze staat en van ons lot
is het een betrouwbaar teken/zegel.
 

1

Omnis mundi creatura
quasi liber & pictura
nobis est & speculum;
nostrae vitae, nostrae mortis,
nostri status, nostrae sortis
fidele signaculum.
 

Beeld is al het aardse leven
als geschilderd of geschreven,
van ons menselijk bestaan.
Van ons leven, van ons sterven,
wat wij doen, wat wij verwerven,
brengt het taal en teken aan
.

De roos schetst onze toestand
is een correcte glosse op onze staat
een les voor ('lezing' van) ons leven:
Vroeg in de ochtend bloeit ze open
maar ze verdort, verwelkt
in de avondschemering.
 

2

Nostrum statum pingit rosa,
nostri status decens glosa,
nostrae vitae lectio.
quae dum primo mane floret,

defloratus flos effloret
vespertino senio.
 

Zie de roos beschrijft ons wezen,
als een les is het te lezen,
hoe het met ons leven gaat:
die des morgens bloeit en 's avonds
is verwilderd en gehavend,
die geheel ontbladerd staat,

Dus:  ‘al wat leeft en bloeit’ vergaat,
verliest kleur, verlept, wijkt af (schiet door?)
door zich op te richten stervend,
oud en nieuw gelijkertijd,
een grijsaard en een meisje,
de roos verkwijnt terwijl ze zich opricht.

3

Ergo spirans flos ex[s]pirat
in pallorem, dum delirat
oriendo moriens;
simul vetus et novella,
simul senex et puella
rosa marcet oriens.
 

bloeit zo stralend en is tevens
aan de bitterheid des levens
prijsgegeven sinds 't begin.
Oud en jong tezelfder stonde,
vrouw door ouderdom geschonden,
meisje gaande 't leven in.

Zo bloeit de lente van het mensenleven op
in de prille morgen van de jeugd
voor een korte tijd,
Toch wordt deze ochtend al afgesloten
door de avond van het leven, wanneer
de levensschemering alles afsluit.
 

4

Sic aetatis ver humanae
juventutis primo mane
reflorescit paululum.
Mane tamen hoc excludit
vitae vesper, dum conclud
it
vitale crepusculum.             

Zo des mensen lente, groeiend,
jong en schoon des morgens bloeiend,
is besloten in zijn kring.
Als de avond straks zal komen
en de glans wordt weggenomen
valt de diepe schemering.

Terwijl hij (de jeugd) roemt in zijn schoonheid,
komt de leeftijd al waarin zijn schoonheid
hem wordt afgenomen en vergaat;
De bloem wordt stro, het sieraad drek,
de mens tot asse, terwijl hij
aan de dood tribuut betaalt.

5

Cuius decor dum perorat
ejus decus, mox deflorat
aetas, in qua defluit.
Fit flos foenum, gemma lutum,
homo cinis, dum tributum
homo morti tribuit.
 

Alle schoonheid zal verglijden
in het glijden van de tijden
en de bloem verwelkt tot gras.
En dan wordt de knop vertreden
en het leven is geleden
en de mens wordt stof en as.

Wiens leven en wezen is
straf, getob en dat het onvermijdelijk is
dat het leven met de dood afsluit.
Zo sluit de dood het leven, het rouwbeklag de lach,
de schaduw de dag, de vloed de haven,
vroeg in de avond.
 

6

Cuius vita cuius esse
poena, labor, & necesse
vitam morte claudere,
Sic mors vitam, risum luctus,
umbra diem, portum fluctus,
mane claudit vespere.
 

Heel het leven is in wezen
niets dan lijden, en aan 't einde
komt de dood, houdt alles op.
na zonneschijn komt regen
na schaterlach het wenen
Na het leven sterven wij.

Al bij ons allereerste begint treft ons
de straf/lijden, een manifestatie van de dood,
het getob, mombakkes van de dood:
Hij stelt (voor) dat wij zwoegen,      - propositio
hij voegt toe dat wij lijden,               - assumptio
en het gevolg is: dood.      - conclusio

7

In nos primum dat insultum
poena mortis gerens vultum,
labor mortis histrio:
Nos proponit in laborem,
nos assumit in dolorem,
mortis est conclusio.

Barensweeën als wij komen
helse pijnen als wij gaan:
grijnzend staart de dood ons aan:
Hij bedelft ons onder zorgen
pakt ons in met smart en lijden
en als sluitstuk volgt de dood.

Ergo: onder deze wet besloten
is uw staat/toestand, mens, lees,
zie, wie gij zijt,
Waartoe gij ooit geboren zijt,
Wat gij zijt hier en nu , en wat gij wezen zult,
Bekijk het nauwgezet.

8

Ergo clausum sub hac lege
statum tuum, homo, lege,
tuum esse respice,

Quid fuisti nasciturus,
quid sis praesens, quid futurus,
diligenter inspice.
 

Onder deze wet zijt gij besloten,
zo staat gij , mens, ervoor:
Aanschouw en zie uw wezen,
waartoe gij ooit geboren waart,
wat gij zijt, en eens zult wezen,
inspecteer het nauwgezet.

Berouw de straf, beween de schuld,
breidel emoties, stop de minachting,
leg af uw hoogmoed;
Gij die de geest regeert, stuurman,
regeer de geest, leid de stromen,
opdat zij niet in verre verten vervloeien.

9

Luge poenam, culpam plange,
motus fraena, fastum frange,
pone supercilia; 
Mentis rector & auriga
mentem rege, fluxus riga,
ne fluant in devia.
 

Draag uw straf, beween uw schuld,
blijf wellevend, minacht niemand,
tem de hoogmoed, breidel trots.
Van uw geest, wees zelf de voerman,
beheers uw brein en uw emoties,
anders doolt ge doelloos rond.