Het nieuwe liedboek is een nieuw boek met... geestelijke liedjes

[voor een leesbaardere en meer bezonnen versie Woord & Dienst, febr 2014]

Een lijst met alle geschrapte liederen (en summiere toelichting)

 

NB Veel van de 'verweesd achtergebleven' liederen uit het Liedboek 1973, hebben samen met een aantal 'vondelingen' een nieuw thuis: www.liedboek.wursten.be

"Het was een zorgvuldig bewaard geheim, wat er precies in het nieuwe liedboek zou staan. Nu is het onthuld. En nu is ook duidelijk waarom we het niet eerder mochten weten, want het is een schande!", zo schreef ik eind mei 2013. Dat was misschien een beetje overdreven, maar geeft wel precies weer wat ik voelde. Nu, enige tijd later, zal ik het niet meer zo emotioneel verwoorden, maar ik ben nog steeds geschokt. Men zegt dat men bij de keuze van teksten en melodieën kwaliteitscriteria heeft gehanteerd (taal en muziek). Ik zie eerder een marktprincipe: consumeerbaarheid. Ook is er veel 'incrowd' (redactieleden die teksten aanleveren, altijd tricky). Het boek was al uitverkocht dus tot einde juli moest ik het stellen met de inhoudsopgave. Ik deed toen een snelle steekproef in het register en dit was mijn eerste oogst: gezocht, maar - eerst verbaasd, dan geschrokken - niet gevonden:

 

ONTBREKENDE LIEDEREN

ik wil niet flauw zijn (u weet wel: altijd maar ‘half leeg’ zeggen terwijl het ook ‘half vol’ is): Er stond veel in het Liedboek dat best gemist kan worden (klik hier voor de lijst van geschrapte gezangen). Dat bijv. veel domineespoëzie à la en van J.J.L. ten Kate zou sneuvelen, daar is wel begrip voor op te brengen -- alhoewel: ook dat is onze geschiedenis en is Wees gegroet, gij eersteling der dagen dan echt zo slecht ? -- maar:

-  Waarom is 'Verheugt u christenen tesaam (gez. 401) niet meer opgenomen ? Dit is Luthers eerste vrije geestelijke lied - na het lied op de martelaren uit Antwerpen te Brussel verbrand - waarin hij op heel persoonlijke en originele wijze het evangelie uitzingt. Ik weet het: liturgisch moeilijk bruikbaar, maar dit liedboek was nou juist op dit punt ruimer: thuis of op school heel nuttig. Trouwens: ook Luthers' Mitten wir im Leben sind en zijn berijming van het Onze Vader zijn weg. Vervangen door een groot aantal liturgische Onze Vaders en een berijming in 3 coupletten van André Troost.

-   Wat is er mis met gezang 222 Jezus is ons licht en ons leven (melodie van J.S. Bach: schitterend om door de cantorij, of 1 sopraan of thuis te zingen en ook de gemeente kan dit lied best wel aan - al meer dan een eeuw in ons taalgebied aanwezig). Een kostbare herinnering aan de Vluchtheuvelzangen van Hendrik Pierson

-  Ook miste ik een paar liederen die mij persoonlijk heel dierbaar zijn, maar daar moet je tegen kunnen bij een Kerkelijk Liedboek, bijv het avondlied van Jacob Revius, De nacht, de moeder van de rust (gez. 386, indertijd in bundel 1938 ingevoerd als gezang 279) met de prachtigste slotregel ooit door een calvinist gedicht: ‘in uw genade, grondeloos’.

 

Waarom zo vraag je je af zijn deze liederen verdwenen ? Melodie en teksten zijn goed, beproefd ook. Daar kan het niet aan liggen. Dan moeten de oogst aan nieuwe liederen indrukwekkend zijn. Ik hoor het de commissie al zeggen: ‘Nou, dat kun je vandaag de dag toch niet meer zo zeggen, hoor.’ En: ‘Wees blij met al die nieuwe liederen die erin staan, muzikaal en tekstueel van minstens even goede kwaliteit’.

 

Helaas: Toen ik het Liedboek ging doorbladeren met dit in het achterhoofd, was ik – echt – van slag door wat men dan allemaal wel niet beter heeft geacht – muzikaal en tekstueel – dan de hierboven genoemde liederen. En dan heb ik de kinderliedjes er al buiten gelaten en ook al geaccepteerd – maar niet echt – dat opwekkingsliederen bijna per definitie op beide punten tamelijk zwak zijn. Gaandeweg stelde ik vast dat het nieuwe liedboek wel heel veelzijdig en breed lijkt maar in werkelijkheid heel beperkt is omdat twee criteria: ‘verstaanbaarheid’ en ‘bruikbaarheid’ alles hebben bepaald. Niet enkel de nieuwe liederen zijn ‘eigentijds’ (dat kun je verwachten en dat accepteer ik ook), ook oude hymnen en buitenlandse of anderszins vreemde liederen (= die niet helemaal bij onze geloofs- of liturgiebeleving passen), worden vaak eigentijds gemaakt door de berijmer. Van deze tendens geef ik hieronder enkele voorbeelden. Uitgebreid ga ik in op de schande van het Nieuwe Liedboek: de her-berijm(el)ing van gezang 170. De her-talingen 'naar vandaag toe' van gezang 204-205 (oud-kerkelijke hymnen) houd ik ook wat uitgebreider tegen het licht.

 

Er staat ook veel moois in het nieuwe liedboek: Voor elck wat wils, maar een kerkelijk Liedboek is het ondanks de liturgische onderdelen niet. Het is gewoon een bundel met geestelijke liederen voor gebruik bij diverse gelegenheden en dient door kerken met de nodige voorzichtigheid te worden gebruikt. En gij allen die dit leest, beseft: Liederen bepalen de sfeer (‘geest’) van een kerkdienst veel meer dan een preek ooit kan, zij infiltreren de ziel (had Calvijn via Augustinus van Plato geleerd). Dat is de kracht van de muziek en dus ook haar gevaar. Calvijn focuste vooral op leerstelling gevaren, Augustinus besefte dat het eerder om de gevoelens gaat, die muziek kan opwekken of sturen.

 

 

Op zoek naar gezang 170

Zo vond ik gezang 170 terug, tenminste wat er van over is gebleven: De vertaling van C.B. Burger is vervangen door een nieuwe vertaling van Gert Landman (lied 837): Pak uw oude Liedboek (of lees hier de teksten naast elkaar ) en vergelijk die tekst met het nieuwe lied:

1. Iedereen zoekt U, jong of oud,

speurend langs allerlei wegen:

kronkelig, vreemd, of recht, vertrouwd –

Meester, waar kom ik U tegen?

Eens vindt U ons, bij dag of nacht,

moe van onszelf en zonder kracht,

dorstend naar liefde en zegen.

 

2. Volgen wij, Heiland, niet uw spoor:

laten wij anderen bloeden,

geven wij pijn en angsten door -

neem ons dan onder uw hoede.

Spreek uw genezend woord vol macht,

dan krijgt ons leven nieuwe kracht.

Spreek, dan keert alles ten goede.

 

3. Heer, als ons denken U ontkent,

kan ons de leegte benauwen.

Als onze hand uw schepping schendt,

wilt U ons dan nog vertrouwen?

Twijfel of hoogmoed, onverstand –

neem ons, uw mensen, bij de hand.

Laat ons uw schoonheid aanschouwen.

 

4. Koning, uw rijk is zo nabij –

open mijn ogen en oren!

Onrustig is mijn hart in mij,

totdat het nieuw wordt geboren.

Daarom zoekt U elk mensenkind.

Zoek, Herder, mij, opdat ik vind

en steeds meer bij U zal horen

Wat klinkt dat zwak vergeleken met de klank- en beeldrijke zinnen die we kennen uit gezang 170. De enige zinnen die nog overeind staan, zijn citaten uit de oude versie. Alle overige zinnen zijn aan elkaar gerijmd met behulp van een taal die eerder aan redenerend proza dan aan evocerende poëzie doet denken. Platitudes en schijndiepzinnigheid – niet afkomstig van het originele lied, maar uit de geest van dhr. Landman – vervangen de suggestieve kracht van de concrete beelden waarmee Liedgren de condition humaine evoceerde in zijn lied. Waarom moest die oude vertaling sneuvelen? Ik vermoed dat men de tekst van het oorspronkelijke lied (en van de vertaling van Burger, gemaakt voor de bundel 1938 en door hem herzien voor het Liedboek 1973) wat zwaar op de hand vond. Dat is juist, maar zou dat misschien niet de kracht van dit lied zijn?

Juist die wat zwaarmoedige ondertoon maakte gezang 170 anders dan vele andere gezangen. Emil Liedgren dichtte dit lied net na de eerste Wereldoorlog. Veel vertrouwen in het mens-zijn had hij op dat moment niet. Gezang 170 werd zo een van de weinig existentialistische liederen uit het liedboek. Ingmar Bergman kijkt als het ware om de hoek als je dit lied zingt.

In Landman’s versie is dit lied ondraaglijk licht geworden. Landman flirt met de gedachte dat de mens op zoek is naar zichzelf, zo’n fijn eigentijds thema. En wat moet ik met ‘Als ons denken u ontkent, kan ons de leegte benauwen’. Dit is toch gewoon een domme uitspraak en literair het tegenovergestelde van wat een dichter gewoonlijk met woorden doet. Hij staat ook niet bij Liedgren. En wat hiervan gedacht: ‘Volgen wij, Heiland, niet uw spoor: laten wij anderen bloeden, geven wij pijn en angsten door - neem ons dan onder uw hoede.’ Naast de lelijkheid van de clichématige taal (die nog niet eens goed loopt) heeft het gebed precies de verkeerde spits. Van Gheluwe zal het graag beamen.

En het slot, het aangrijpende slot: Burger had geschreven mooi Tillich-iaans ‘Daarom zoekt U elk mensenkind. Zoek, Herder, mij, opdat ik vind, anders zo ga ik te gronde’. Prachtige zin, iets zwaarder op de hand dan het origineel maar wel conform (sök du mig. Aldrig jag når dig eljes). Dat gebeurt soms bij de vertaling van een goed gedicht. Het gevoel moet verwoord worden, niet de letter/leer. Wat doet Landman? Hij neemt de subjectwissel en de sterke zin over: Zoek herder mij, opdat ik vind om af te sluiten met de grootste anticlimax ooit: en steeds meer bij U zal horen. Geestelijk niet ongevaarlijk geneuzel is dit.

Als dit lied bij de tweede druk niet wordt vervangen door de vertaling van Burger, dan moet op z’n minst onderaan het lied vermeld worden dat dit geen vertaling is van een lied van E. Liedgren, maar een nieuwe geestelijke liedje van dhr. Gert Landman, naar een oorspronkelijk idee van E. Liedgren met gebruikmaking van enkele sterke dichtregels van dhr. C. B. Burger.

 

 

oud-kerkelijke hymnen

Soortgelijke dingen zouden ook gezegd kunnen worden over enkele herberijmingen van de oud-kerkelijke hymnen. De voorname vreemdheid die deze teksten hadden in het Liedboek – en die aan het denken zette (het poëtisch vermogen van J.W. Schulte Nordholt) is grotendeels weg. Ze is vervangen door vlotte eigentijdse ‘hertalingen’ van de hand van dominee-dichters als Sytze de Vries en Andries Goovaert (Vergelijk gezang 370 met het nieuwe lied 204, en gezang 371 met het nieuwe liedje 205). Sytze De Vries is zeker de betere dichter van de twee nieuwen maar levert hier meer ‘plichtwerk’ (incl. metrische fout in couplet 8) af dan een echte poging om Ambrosius aan het woord te laten komen. Het is vooral te licht. Wat Govaart doet met Prudentius’ hymne over ‘het kraaien van de haan’, is een klap in het gezicht van deze 4de eeuwse Spaanse dichter. Hij maakt van een literair spiritueel meesterwerk een poëtisch oninteressant niemendalletje:
Kom uit je warme bed, roept Hij,
of ben je ziek, doodop of lui?

Het gevolg van deze handelwijze is dat liederen uit andere tijden en culturen klinken alsof ze vandaag geschreven zijn. En dat is jammer (de echo-kamer). Afin, ook de commissie treft schuld: De hymne van Prudentius telt in het origineel 25 strofen, waarin de dichter het beeld van de kraaiende haan breed en plastisch uitwerkt (vers 3: ‘De haan kraait en het vogelheer / onder het dak gaat luid te keer’), niet als een spelletje, maar als een inhoudelijke aansprekende prediking. De haan kondigt niet enkel de dag aan, nee: hij markeert het einde van de duisternis, wekt het geweten (Petrus), getuigt van Christus’verrijzenis (bijv. 10,11 in gez 371), kortom is Gods heraut tout court.

Ja dit is onze zekerheid,
dat Christus deze stille tijd
bij 't luide kraaien van de haan
uit 't rijk des doods is opgestaan.

Zo is de macht des doods gestuit,
de haan roept luid het leven uit,
zo breekt de helse overmacht,
de dag is sterker dan de nacht.

Door deze en dergelijke coupletten niet te vertalen heeft dit monumentale gedicht (25 strofen) z’n betekenis verloren. De commissie heeft in het voetspoor van de roomskatholieke en de anglicaanse traditie het lied beperkt tot 6 verzen (eigenlijk begin en eind). Hiermee is het hart uit het gedicht gesneden en kan Prudentius niet zeggen wat hij te zeggen heeft. Men had dit lied zó beter niet opgenomen in het Liedboek.

Karakteristiek voor de klassieke hymnen is hun gebaldheid: er staat geen lettergreep teveel en geen enkel woord of beeld is gratuit. Dat was de ernst en de eer van de klassieke dichter. Spelen met betekenissen, gelaagdheid, klanken doen ze volop, maar nooit vrijblijvend en altijd binnen een volgehouden metrisch patroon. Bijna onmogelijk is het om die teksten te vertalen in gelijke versvoet en dan nog rijmend ook. Zelfs Schulte Nordholt is dat niet altijd gelukt (zijn tweede couplet van Prudentius is ook zwak als je het vergelijkt met het origineel). Hier kunt u het volledige lied lezen met diverse vertalingen. Afin, altijd nog beter om op de vlakte te blijven dan 'te snel' te vertalen.

Nog even naar Ambrosius: over hem schreef ik vroeger al eens een stuk, m.n. over het ontstaan van zijn eerste hymne in Milaan en de avondzang (Deus creator omnium), Augustinus' avondgebed. Ik heb het nu uitgebreid met de volledige teksten van de ochtendhymne Aeterne rerum conditor en de avondhymne, inclusief een reeks vertalingen. Kunt u opnieuw zelf uw oordeel vellen.

Hymnologie: door de vreemheid weg te vertalen ontneem men de lezer/zanger de kans om eens iets nieuws te horen, iets te leren. Daarvoor is nu eenmaal enige inspanning nodig. De vertaling van de hymnen opent geen venster meer op een nieuw (oud) stuk wereld, maar sluit dat juist. De commissie onthoudt de zanger zo iets wat hem eigenlijk wel gegeven (nl. door Schulte Nordholt) en zeker gegund was.

En uit zijn lichaam wreed verwond

met scherpe lanspunt ruw doorboord,

komt stromend water, kostbaar bloed,

het wast ons schoon van schuld voorgoed

Opnieuw: kijk en vergelijk zelf.


 

Oud-nederlandse liederen hebben het moeilijk:

 

 

Nog een abominabele misser en enkele verzuchtingen:

 

losse notities:

  Home
Up
Liedboek dichters
Nieuw Liedboek
Vluchtheuvelzangen
Veni Emmanuel
Wat is liturgie ?
Willem Barnard
Kerkliederen
Souterliedekens
psalmen - vogelvlucht
Boetepsalmen
Kerstliedjes