(Hermann Prey, 1966) - strofen 1, 4 en 5
In dit kerstlied doet Paul Gerhardt
een poging om een oude
katholieke traditie te redden door die te 'hervormen': Het gaat hier
om de spirituele oefening die bij de traditionele kerstspelen hoort, waarbij
volwassenen (en natuurlijk doen de kinderen mee) zich inleven in het
Kerstgebeuren. Ze gaan naar de stal, samen met de herders. Ze hebben de
engel horen zeggen: 'Heden is voor jullie geboren in de stad van David,
de Redder, de Messias... En het teken waaraan je hem zult herkennen is dat je een 'kind zult vinden, liggend in een kribbe,
gewikkeld in doeken'.
De opgave is dus : Op weg gaan,
om het kind te zien, ècht zien wie hij is, d.w.z. dat hij
de Redder is, geboren voor jou. Zie je het teken? Vat je de betekenis? (H)er)ken
je in het kind in de kribbe de redder der wereld,
en hoe doe je hem recht ?
Dat is
de oefening die Gerhardt in dit schitterende lied ons voordoet met
behulp van beeldrijke, heel concrete - soms wat bevreemdende - taal.
Alleen moet je dan wel meer coupletten lezen dan de schamele drie die
er in ons Liedboek zijn overgebleven. Het lied telt namelijk 15
coupletten. Hieronder voor u afgedrukt (met de melodie uit
Schemelli's gezangboek erbij, door de uitgever toegeschreven aan
J.S. Bach). In de
kolom ernaast een Nederlandse vertaling (t.t.z. de strofen 1, 3 en 4
in de herdichting van Jan
Wit en een parafrase/samenvatting van de overige.) [Een
Engelse en Franse vertaling vindt u hier] Luister naar Christoph
Prégardien, Jaap ter Linden, Ton Koopman (strofen 1, 4 en 14) :
Bij de tekst hieronder, geef ik in de linkse kolom een samenvattende/duidende parafrase, de
rode draad a.h.w. met wat duiding bij bepaalde beeldspraken die ons
nu vreemd overkomen. We zijn de eersten niet, trouwens. Al een eeuw
na Gerhardt was zijn geloofsstijl al obsoleet aan het
worden, en begon men de tekst in te korten en/of te
veranderen (Von Zinzendorf bijv.). Het is dan ook geen
sfeerliedje voor Kerst ookal gaat het over het kind in de kribbe.
Het is een mystiek en belijdend geloofslied, a.h.w. de kerstpendant
van O Haupt voll Blut und Wunden. Hier staat hij bij de
kribbe, daar aan de voet van het kruis. Het kind is
'God verhuld in 't vlees', en - heel belangrijk om Gerhardt te
verstaan: 'de bruidegom
der ziel' (zo weggelopen uit het Hooglied).
- Als u leest
over de 'mond' (vers 6) en de 'liefdeskus', dan is dat 'stock imagery
in Gerhardts dagen. Het beeld komt voor in elk mystiek gedicht, en
is te horen in menige preek (tot in Bach's tijd!). Het gaat terug op
het reeds genoemde Hooglied, waar
de bruid al in het begin uitroept: 'hij kusse mij met de kussen van zijn mond'.
En zijn kussen zijn zoeter dan wijn (Hgl 1,2) en gaan melk en honing te boven
(Ps 19:11, 1Petr 2,2 - het Woord). Iedere lezer van Bernard van Clairvaux en elke
oude-muziekliefhebber weet dat deze tekst in de kerkelijk traditie
(sinds de oude kerk) wordt
betrokken op de liefdevolle communicatie van het heil door
het levende Woord Gods, Jezus Christus.
- Als de 'ik-persoon' in
het lied zich
daarna te buiten gaat en het kind onder een zee van bloemen wil
bedelven, is dat een rhetorische figuur, die vervoering,
begeestering uitdrukt. Hij roept zichzelf ook weer tot de
orde in vers 12, terug bij de les en die leidt ons in strofe 13 naar Golgotha,
waar de Anselmiaanse
(en Lutherse) soteriologie zich meldt (ook reeds in vers 7:
'ik delg uw schuld'). Maar ook dit is traditioneel voor elke
kerstpreek toen. Het hout van de wieg en van het kruis zijn
afkomstig van dezelfde boom, de boom des levens...
- Verkijk
u ook niet op de verkleinwoordjes, ze drukken 'dierbaarheid' uit.
- Tenslotte; Achter vers 3 en 14 gaat de stem van de middeleeuwse
mysticus Tauler schuil, die dankzij Luther ook nog mee-preekt in de protestantse
kerk: Christus wordt op drieërlei wijze (of 3x) geboren: Eerst
in eeuwigheid als ongeschapen
Woord, dan in de tijd als kind van vlees en
bloed uit de maagd Maria, en tenslotte in het hart van de
gelovige, elke dag. En
zonder die laatste geboorte geen wedergeboorte voor de mens(heid).
Enjoy!
Elke Axmacher,
Zie verder het artikel van Jan Smelik in het
liedboekcompendium
Eerste publicatie 1653 in het muzikale 'Andachtsbuch': "Praxis Pietatis Melica" (ed. Johann Crüger). NB: Daar krijgt het de melodie van "Nun freut euch, lieben Christen gmein" (versie II, 1529, beter bekend als de melodie van 'Es ist gewisslich an die Zeit'). Pas in Schemelli's Liedboek krijgt het de melodie die wij kennen en die hierboven staat. In de eerste druk staat trouwens een fout in de melodielijn. (zie onder)
Originele Duitse tekst (1653) | vertaling (Jan Wit, rest parafrase) | begeleidend commentaar |
1.
Ich steh an deiner Krippen hier,
|
Ik mag hier aan uw kribbe staan, Heer Jezus, licht en leven. Ik draag U als geschenken aan wat Gij mij hebt gegeven. U zij mijn hart en ziel gewijd, mijn geest, mijn zin, mijn innigheid. O neem ze aan als gaven. |
Hier sta ik dan met de herders en ik schenk u wat ik van u ontvangen heb: namelijk: |
2. Du hast mit deiner Lieb erfüllt
|
Uw liefde zit mij nu in het bloed ik zie uw beeld steeds voor mij uw harteklop is de mijne |
De liefde die u mij gegeven hebt ze doortrekt heel mijn wezen |
3. Da ich noch nicht geboren war,
|
Voor ik als kind ter wereld kwam, zijt Gij voor mij geboren. Eer ik een woord van U vernam, hebt Gij mij uitverkoren. Voor dat uw hand mij heeft gemaakt, werd Gij een kindje, arm en naakt, hebt Gij U mij gegeven. |
en ze was er al voor ik er was. |
4. Ich lag in tiefster Todesnacht,
|
Temidden van de nacht des doods zijt Gij, mijn zon, verrezen. O zonlicht, mild en mateloos, uw gloed heeft mij genezen. O zon die door het donker breekt en 't ware licht in mij ontsteekt, hoe heerlijk zijn uw stralen. |
en ze heeft - zoals een zon -
het duister van de dood verdreven . |
5. Ich sehe dich mit Freuden an
|
Mijn ogen krijgen nooit genoeg van u en omdat ik niet verder kan doe ik wat geschied is.* O, waren mijn zintuigen afgrondelijk en mijn ziel een wijde zee dat ik u zou kunnen bevatten. |
En nu zie ik u eindelijk
(echt) en krijg er niet genoeg van ik kan niet anders doen dan 'herhalen' U bent zoveel groter en mooier dan ik ooit zou kunnen bevatten Ik betracht... |
Het beeld van het kindje versmelt nu met de bruidegom uit Hooglied. | ||
6. Vergönne mir, o Jesulein,
|
Laat mij toch uw mondje kussen, dat zoete wijn, melk en honing ver overtreft in kracht. Die kus laaft mij, sterkt merg en been. |
uw mond wijn: Hgl 1,2 honing: ps 19,11 melk: 1Petrus 2,2 Ik wil u kussen op de mond zodat uw levenskracht mij verkwikt |
7. Wann oft mein Herz im Leibe weint
|
Als mijn hart in mij weent en ik geen troost kan vinden, dan roept [Uw mond] mij toe: ik ben uw vriend, ik delg uw zonden. Mijn vlees, mijn beenderen, wat treurt gij je zou van goeds vervuld moeten zijn. Ik betaal uw schulden. |
Als ik in nood ben dan roept die mond mij toe: ik ben uw vriend (Hooglied), ik red u. |
8. Wer ist der Meister, der allhier
|
Wie is de meester[of: waar vind ik een schilder]
die waardig schetst de handen die het kind al lachend naar mij uitstrekt. Sneeuw is kristalklaar, melk is helder wit, maar dat verzinkt in 't niet als je deze handjes ziet. |
En uw handen, die gij naar mij uitstrekt ach wie kan ze schilderen? [denk aan de aria: 'Siehe, Jesus hat die Hand...' Ook hier Hooglied 8.] |
9. Wo nehm ich Weisheit und Verstand,
|
En hoe kan ik op ware wijze de ogen loven die zo standvastig op mij gericht zijn? De volle maan straalt schoon en klaar, aan de sterrenhemel deze oogjes zijn veel schoner... |
En uw ogen, die mij 'niet loslaten' hoe kan ik die juist prijzen ? (ogen ook in Hooglied, h 5) Ze overstralen alle hemellichamen. Gerhardt raakt in vervoering... ** |
10. O daß doch so ein lieber Stern
** |
Oh, dat toch zo'n lieve ster in de kribbe zou liggen! Bij edele telgen van grote heren horen gouden wiegen. Ach, hooi en stro zijn veel te gering Enkel fluweel, zijde, purper zijn goed genoeg om dit kind op te leggen. |
Gij zijt een superster, een koningskind. en dan die schamele kribbe.. Weg ermee: fluweel en zijde zij het matras |
11. Nehmt weg das Stroh, nehmt weg das Heu,
|
Doe weg dat stro, weg dat hooi. Ik zal bloemen halen zodat mijn heiland rusten mag op rozen en viooltjes. Met tulpen, anjers, rozemarijn uit mooie tuinen zal ik hem van bovenaf bestrooien. |
een bed van violen planten en kruiden uit het paradijs als dekbed |
12. Zur Seiten will ich hie und dar
|
En aan de zijkant zal ik hier en daar wat witte lelies steken, die kunnen dan zijn oogjes bedekken als hij slaapt; Maar... hij verkiest het dorre gras dat kindje, boven alles wat ik hier noem en bedenk. |
En lelies op uw ogen... Feel free om de bloemen allegorisch-symbolisch duiden? bijv. Hij weidt tussen de lelies (hgl 6,2) De dichter wordt wakker. Nee, het dorre gras verkiest hij [en alle vlees is gras..., Jes 40/1Petrus 1,24/Ps 103] |
13. Du fragest nicht nach Lust der Welt,
|
[want]
Jij taalt niet naar wereldse lust noch naar lichamelijke vreugde, je hebt bij ons je intrek genomen om in onze plaats te lijden, jij zoekt de troost en vreugde van mijn ziel door allerlei ongemak [te dragen] ... Ik zal je daarbij niet hinderen. |
Jij, kind, je wilt dat allemaal niet.
Je wilt onze plaats innemen en lijden om mij te redden. Jou raakt wat mij kwetst Dat wil je dragen Let it be, Amen |
14. Eins aber, hoff ich, wirst du mir,
|
Maar één ding, hoop ik, wil je mij niet ontzeggen, mijn heiland, dat ik je meer en meer bij en in mij mag dragen. Zo laat mij dan je kribbe zijn, kom, kom en vlij je neer in mij jijzelf, samen met al je vreugden. |
Eén
ding slechts: maak ook van mijn hart een kribbe. trek bij mij in woon in mij. |
15. Zwar sollt ich denken,
wie gering |
Ik weet wel dat ik tekort schiet om u naar waarde te schatten jij bent de schepper van alles ik ben maar stof en aarde, maar jij bent zo'n een lieve gast Je hebt nog nooit iemand versmaad die jou graag ziet. |
Ik ben niets, u bent alles ik weet het wel maar uw liefde is zo groot dat ik vertrouw dat u mij niet verstoot. |
* wonderlijke zin, al snel vervangen: bleib ich anbetend stehen.. However, never underestimate Paul Gerhardt! ' So tu ich, was geschehen...': Er zit iets repetitiefs in, die Wiederholung. In elk geval is er een sterke echo vanuit Lukas 2, waar de herders zien 'wat geschied was'. In de Lutherbijbel: Lasst uns zu Bethlehem gehen und die Geschicht sehen / die da geschehen ist / die uns der HERR kund gethan hat. [terug]
** Dit extatische stuk loopt t/m couplet 12, v 4. Het is het stuk dat vaak is gekritiseerd, het zou 'Spielerei' zijn etc.. m.i. dus ten onrechte.[terug]
Hier nogmaals het origineel uit 1736 (de graveerfout is met de hand verbeterd: geen c, maar een d)