Fundamentalisme

   

Home
Up
God?
Brede en smalle weg
Footprints
Hemelvaart
Actief pluralisme
Holy ignorance
kerk, seks en huwelijk
euthanasie
(homo-)huwelijk
Vergeven
'sleutel-slot' relaties
Kierkegaard
het transcendente
notities over religie
Openbaring?
Leve de Mythe
Fundamentalisme
Michelle Martin
Zomaar wat

fundamentalisme als uitdaging
 

Het fundamentalisme... Je kunt geen krant openslaan of je ziet het woord wel staan. De term wordt gemakkelijk in de mond genomen, vooral in combinatie met de ‘angst voor de opkomende islam’. Panische vormen neemt die angst soms aan. Nu: paniek lost niets op en door iets wat je bang maakt van een negatief etiket te voorzien ben je niet van je angst af. Dat is even intelligent als een struisvogel die bij naderend gevaar de kop in het zand steekt. Dus: hoog tijd om ‘de fundamentalist’ eens in het gezicht te zien, het fundamentalisme te onderzoeken.

een persoonlijk getuigenis (binnenperspectief) van een 'ex-fundamentalist' (Jean-Jacques Suurmond) kunt u hier lezen


Een paradox om te beginnen

Fundamentalisten wijzen over het algemeen de ‘Verlichting’ (Aufklärung, Enlightenment; 18de eeuw, de ‘moderne tijd’) aan als bron van al het ‘kwaad’. En ze bedoelen dan vooral het feit dat sinds de Verlichting de autonomie van de mens wordt gepropageerd (de mens als ‘maat van alle dingen’, als onbetwiste heerser over alles: ni Dieu, ni Maître… Omdat tegelijk de menselijke rationalieit het voor het zeggen krijgt neemt de natuurwetenschap (en techniek) een hoge vlucht, daarbij worden allerlei oude geloofsinzichten onderuit gehaald (o.a. door de evolutieleer) en de ‘hypothese God’ lijkt steeds meer overbodig.

de paradox is dan dit: Dezelfde fundamentalisten die deze filosofische ontwikkeling afwijzen (de 'moderniteit' als ‘zondebok’ aanduiden) zijn zelf ook kinderen van de moderne tijd (ook historisch: begin 20ste eeuw als beweging ontstaan). Ze schuwen bijv. het gebruik van de moderne technologie en media niet om hun anti-moderne principes te verkondigen (denk aan de Amerikaanse TV-dominees). Hierin zijn ze zelfs meer ‘bij de tijd’ en onkritischer dan veel moderne gelovigen. [toevoeging: en wie zit er het meest op het internet, twitter, heeft eigen video-kanalen etc..?] Verder zijn ze heel erg gefixeerd op het individuele zieleheil, een typisch moderne insteek, want in de oude tijd dacht men eerst collectief en dan pas individueel. Daar worden ‘volken’ aan God verbonden via hun koning, daar worden ‘hele huizen’ in een keer gedoopt als de ‘heer des huizes’ zich bekeert.

 

Ik wil in dit opstel proberen wat dieper te kijken in de ziel van een fundamentalist, zonder zwarte pieten uit te delen of in het zondebokmechanisme te vervallen. Ik wil met andere woorden het fundamentalisme als uitdaging zien.


Wat is fundamentalisme

Er zijn meerdere definities van fundamentalisme mogelijk. Ik hanteer een vrij gebruikelijke en noem een stroming ‘fundamentalistisch’als ze de volgende drie kenmerken tegelijk heeft:

  1. absoluut gezag van een heilig boek

  2. doorgedreven organisatie van gelijkgezinden

  3. militant optreden in de openbare ruimte

Historisch gezien is het fundamentalisme een christelijk fenomeen. Het woord is ‘gemunt’ in 1920 toen een journalist de naam gaf aan een groep radicale, orthodoxe en conservatieve protestanten (in de USA) die zich heftig verzetten tegen de niet te stuiten liberalisering van theologie, kerk èn samenleving. De ‘eerste fundamentalisten’ voelden zich aangesproken door een reeks van 12 boekjes, die tussen 1910 en 1915 waren verschenen onder de titel: Fundamentals, A testimony to the Truth. Zij richtten hun pijlen vooral op de de historisch-kritische analyse van de bijbel en beleden daartegenover een absoluut goddelijk gezag van de bijbel over de hele linie. Zuiverheid in de leer was af te meten aan een aantal onverkort te handhaven geloofstukken (‘fundamentals’), o.a. de maagdelijke geboorte, verzoening door voldoening, verwachting van de wederkomst, 1000-jarig rijk. Voeg bij dit ontzag voor het heilig boek de propaganda om tot organisatie van gelijkgezinden over te gaan (in verenigingen, scholen, partijen etc.) en een actief-agressief optreden op het publieke terrein en de definitie van fundamentalisme is compleet.

 

gulzige gemeenschap

Meestal wordt enkel het eerste kenmerk genoemd, maar ook de laatste twee zijn noodzakelijk om van fundamentalisme te kunnen spreken. Het tweede kenmerk (organisatie van gelijkgezinden) is een noodzakelijke voorwaarde om van fundamentalisme te kunnen spreken in onderscheid van 'gewone orthodoxie' en het derde kenmerk is nodig om fundamentalisme van 'sectarisme' te kunnen onderscheiden, waarmee het overigens de eerste twee kenmerken vaak gemeenschappelijk heeft. Fundamentalisten geven echter de wereld niet op, secten uiteindelijk wel. Secten, fundamentalisten en orthodoxen hebben meestal een negatieve kijk op de wereld. Een secte gaat één stap verder (naar mijn aanvoelen is die ene stap cruciaal): een secte schrijft de wereld daarbuiten af. Zij betreedt die openbare ruimte slechts om mensen daaruit weg te halen naar de safe haven van de sectegemeenschap. Die doorgedreven groepsvorming is niet enkel een typekenmerk, maar ook een machtsmiddel binnen sectarische bewegingen. Sociologen noemen dat een ‘gulzige gemeenschap’: de gemeenschap eist vrijwel alle activiteiten van een persoon opeist, controleert alle levensgebieden en trekt zo een muur van deugdzaamheid op ter bescherming tegen invloeden vanuit de buitenwereld, die ‘verdorven’ is. .

Het actieve en agressieve optreden in de openbare ruimte onderscheidt ‘fundamentalisme’ dus juist van secten. Secten geven de ‘wereld’ daarbuiten op en trekken zich eruit terug in een ‘communaal leven’. Fundamentalisten eisen daarentegen de hele buitenwereld op voor ‘God’. Zij zijn militant. Het taalgebruik is dat van een strijd, niet alleen ter verdediging van de eigen enclave, maar ter verovering van de wereld.

Nog één opmerking: Pas vanaf de jaren ’70 wordt de term ‘fundamentalisme’ ook toegepast op stromingen buiten het protestantse Amerika en met de nodige wijzigingen van toepassing verklaard op stromingen binnen niet-christelijke godsdiensten. Pas sinds de jaren ’80 nemen ook niet-christelijke fundamentalistische bewegingen deze term over om zichzelf aan te duiden. Met dat het een scheldnaam werd, werd het namelijk ook een geuzennaam.

 

Worlds in opposition

Fundamentalisme is vaak een reactie op een agressief secularisme dat er aan vooraf gegaan is. Het speelt zich ook in eerste instantie af binnen een reeds bestaande godsdienst, waar ‘liberalen’ de toon aangeven. Fundamentalismen zijn ‘worlds in opposition’ (Martin Marty); primair tegen de eigen godsdienst, maar van daaruit ook tegen de hele seculiere (westerse) wereld.

Bij een agressieve reactie doe je er meestal verstandig aan eerst zicht te krijgen op de emotionele drijfveer, de existentiële motor achter zo’n reactie, voor jezelf reageert. Waar zijn ze bang voor? Wat drijft hen precies tot hun protest en extreme opvattingen. Wie een beetje kan/durft luisteren die merkt al snel dat achter het harde fundamentalisme (dat zich zo zeker en agressief opstelt) angst voor verlies schuilgaat, verlies van waarden, houvast en veiligheid.

 

angst voor verlies

De sombere eindtijdscenario’s, het agressieve optreden tegen bepaalde ‘misstanden’ kunnen verstaan worden als uitingen van het gevoel dat in de moderne samenleving (met z’n technologische, kille, economische redelijkheid) dat wat echt waardevol is, systematisch wordt ontheiligd. En wat echt belangrijk is wordt bedreigd of zelfs vernietigd: God, de familie, het leven. Fundamentalismen willen die seculiere wereld bestrijden of terugwinnen voor God. Lukt het niet op grote schaal (kruistocht, moraalridders, jihad), dan toch in ieder geval binnen de eigen groep (discipline, onderdrukken van bepaalde menselijke gevoelens of bepaalde groepslede (meestal vrouwen), sectarische trekken).

Je kunt je overigens afvragen of fundamentalisten hier niet een vinger op een wonde van de westerse samenleving leggen, ookal verwerp je hun remedie. De reden dat er vaak zo hevig tegen fundamentalisten tekeer wordt gegaan is misschien wel hierin gelegen dat de oplossingen en opvattingen die zij met zoveel aplomb poneren zoveel lijken op degenen die ons ontvallen zijn. Wat zij propageren is toch het fijne ‘hemelse baldakijn’ dat vroeger de christelijke kerk óók over de wereld probeerde te spannen? We reageren misschien zo hevig op fundamentalisten omdat ze niet enkel de vinger op een wonde leggen, maar die ook nog eens met ‘zout’ inwrijven als ze hun oplossingen presenteren. Het zijn degenen waarin wij niet meer geloven kunnen.

 

zo niet ! maar hoe dan wel ?

Goed, we verwerpen hun remedies en methoden. Voor een geschoold theoloog is dat ook niet zo moeilijk, want er zitten veel zwakke plekken in de theoretische verantwoording van de fundamentalistische ideologie (reductie van het Schriftgezag tot de letter en de historie, weinig gevoel voor de noodzaak van vertolking (hermeneutiek) van oude teksten: Wil je vandaag hetzelfde zeggen als gisteren, moet je het anders zeggen etc.). Maar zo wil ik het deze keer eens niet doen. Want dit soort argumenten zijn eigenlijk alleen maar strategische argumenten, die de uitdaging van het fundamentalisme neutraliseren en er voor zorgen dat je het verschijnsel van je af kunt houden. Je kunt je zelf dan wijs maken dat je ‘erboven staat’ of dat je het ‘overwonnen hebt’. Dat is intellectueel dan misschien wel het geval, maar op een dieper niveau is dat niet persé juist. We kunnen het woord van Jezus niet ernstig genoeg nemen: Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet...
 

een spiegel, een schaduw

Het fundamentalisme houdt een spiegel voor, zei ik in het begin. het zou wel eens kunnen, dat we – juist omdat we zo fel ‘tegen’ zijn – in het fundamentalisme onze eigen ‘schaduw’ ontwaren. Dat is een term uit de psychologie van C.G. Jung, die daarmee aanduidt dat in ieder mens naast de persoon die hij naar buiten toe is èn ook zelf denkt te zijn, ook nog een andere mens schuilgaat, die – als hij niet gekend wordt – zich op het onverwachts kan manifesteren (meestal in onverwacht hevige reacties). Wil je daardoor niet overrompeld worden, dan leer je je schaduw best op voorhand wat kennen. Ik zie vier dingen die ons daarbij zouden kunnen helpen, aan het denken zetten:

  1. De blijvend ongelukkige verhouding van religie en moderniteit. Voor veel ‘gewone gelovigen’ bestaat er ook een gespannen verhouding tussen de leefwereld van kerk (en bij uitbreiding: van het gezin) en de seculiere ‘wereld daarbuiten’. Rondom het ‘bidden’ komt de gespletenheid van deze werkelijkheidsbeleving vaak aan het licht. In de ene wereld is het vanzelfsprekend, in de andere absurd. Het enige verschil met de fundamentalist is, dat de laatste vanuit kerk en gezin zijn visie wil uitbreiden naar de hele samenleving (door een krachtig engagement) en dat de ‘doorsneegelovigen’ zich – zij het vaak ongemakkelijk – neerleggen bij ‘de twee wereldentheorie’ en de facto toestaan dat de buitenwereld meer en meer de leefwereld gaat bepalen.

  2. Fundamentalisten herinneren ons er aan, dat in onze eigen traditie een enorm potentieel aan agressie zit. Wij zeggen graag dat het om liefde, vrede en verzoening gaat in onze godsdienst (en breiden dat trouwens zonder veel onderzoek gaarne uit naar alle godsdiensten). Maar is dat niet veel te idealistisch gedacht ? Zit in de overtuiging dat in één persoon, Jezus Christus, een universele waarheid zich heeft geopenbaard niet een potentieel aan agressie (minimaal psychologisch). Je kunt dat wel relativeren, kaderen, maar er zit een claim in, een waarheidsclaim en dus ook een oordeel over de hele werkelijkheid. Hoeveel teksten in ons bronboek schetsen ook het al of niet aanvaarden van deze boodschap in een schema van zwart/wit, leven/dood. Historisch besef, contextbepaaldheid, gevoelens van onzekerheid zijn in de bijbel zèlf meestal ver te zoeken.

  3. Fundamentalisten spreken vaak en graag in donkere kleuren over zonde, schuld, toorn en verwerping. Ervan uitgaande dat ook dit spreken een ‘world in opposition’ is, kun je je afvragen: waartegen verzetten zij zich dan met hun soms extreem dreigende uitingen omtrent God, met hun negatieve waarschuwende preken. Tegen een trivialisering van God in het doorsnee-christendom, een domestificatie van het heilige ? Ik doe maar een gooi.

  4. Ook de apocalyptische toonzetting van hun boodschap (het einde van de wereld is nabij), de fixatie op de ondergang is veelzeggend en vooral hun eindeloos gepuzzel om er toch vat op te krijgen. Waar komt die angst vandaan? Zou die niet de ‘schaduw’ van ons vooruitgangsgeloof kunnen zijn. Het vooruitgangsgeloof dat eigenlijk allang gefalsifieerd is, dat niet klopt. Heeft iemand de dingen eigenlijk nog wel in de hand ? Of slaat iedereen er maar een slag naar ? Wie kan ontkennen, dat de totale ondergang nog steeds een reële mogelijkheid is, soms maar een duimbreed weg, zowel nucleair als qua leefmilieu. Als wanhopige vooruitgangsgelovigen blijven wij plannen maken om het onder controle te krijgen, maar juist zo bedriegen we onszelf, omdat wij de controle al lang verloren zijn. Zouden wij het misschien zijn die hier aan ‘verdringing’ lijden. Ik doe opnieuw maar een suggestie.
     

een paradox tot slot

Met wat ik hierboven heb proberen te doen met het fundamentalisme, namelijk een genuanceerde bechrijving en een zo positief mogelijke evaluatie ervan maken door me op de motieven achter de (meestal onsympathieke) verschijningsvormen te richten, heb ik een denkbeweging gemaakt, die mij mijlenver van de fundamentalisten heeft verwijderd. Zij verzetten zich juist tegen zo’n benadering. Daarin ligt naar mijn aanvoelen ook het echte gevaar van alle fundamentalismen.
 

Antwerpen, mei 2004 ds. Dick Wursten

literatuur:

  • Karen Armstrong, De strijd om God. een geschiedenis van het fundamentalisme, Amsterdam 2000

  • Anton van Harskamp e.a., Fundamentalisme, tussen afkeer en herkenning, Zoetermeer 1999 (m.n. het eerste opstel uit deze bundel (van de redactor zelf) heb ik geplunderd voor dit artikel, waarvoor dank en excuses...)
     

 

 

This site was last updated
 October, 2023