RELIGIE IS MAAR ÉÉN ASPECT VAN DE VEELKLEURIGE MENSELIJKE IDENTITEIT

Wie sociale/culturele/politieke conflicten 'religieus' etiketteert, speelt extremisten in de kaart.

De STANDAARD 18 AUGUSTUS 2016  | Dick Wursten

Een update van dit artikel, n.a.v. Sri Lanka vindt u hier

 

home | up

Als het over botsende culturen gaat, moet je erg voorzichtig zijn om daar religie bij te betrekken, waarschuwt Dick Wursten. Want door migranten als ‘moslims’ aan te spreken, stuur je de constructie van hun nieuwe identiteit in een religieuze richting. Het is hoog tijd voor een algemene zindelijkheidstraining als het gaat over het gebruik van religieuze termen in het maatschappelijk debat.    

Religieuze markers zijn niet ongevaarlijk. Ze roepen veel emotie op en zaaien tweedracht. De geschiedenis toont dat aan. Het te pas en vooral te onpas gebruiken van religieuze markers speelt in de kaart van extremisten. Eens in voege kunnen ze heel gemakkelijk ‘gekaapt’ worden voor negatieve doeleinden. Denk bijvoorbeeld aan die grap uit Belfast, Noord-Ierland. De strijd tussen de ‘protestanten’ en ‘katholieken’ is nog volop aan de gang: bomaanslagen, Bloody Sunday... Een man wordt tegengehouden aan een wegversperring. ‘Protestant of katholiek?’ vraagt een nerveuze soldaat. ‘Ik ben atheïst’, antwoordt de man. ‘Een protestantse atheïst of een katholieke?’ buldert de soldaat.

Religiecriticus Christopher Hitchens vertelt deze anekdote in zijn boek God is not great. De bloedige oorlog in Noord-Ierland is voor hem een van de voorbeelden van de nefaste invloed die godsdienst heeft op het samenleven van mensen. De anekdote is pijnlijk en hilarisch tegelijk, zoals het humor betaamt. Ze brengt echter ook een nuance aan in het betoog van Hitchens omdat de pointe duidelijk maakt dat de religieuze marker (‘protestant of katholiek’) juist niet verwijst naar een religieuze praktijk of een diepdoorleefd geloof als bron van handelen. De religieuze term dient immers simpelweg om ‘de onzen’ van ‘de hunnen’ te onderscheiden. In Noord-Ierland kon je prima atheïst en marxist zijn (zoals veel IRA-leden trouwens waren) en toch te boek staan als een militante katholiek. Ook kon men met oranje vlaggen marcheren door katholieke straten (ja, zelfs straten kunnen een levensbeschouwelijke kleur krijgen) zonder ooit een bijbel te hebben aangeraakt, wat toch wel het absolute minimum is om ‘protestant’ in religieuze zin genoemd te kunnen worden. De religieuze marker diende in Noord-Ierland vooral om het kamp aan te duiden waar je bij hoorde. Het was een groepsetiket, een nom de guerre.

Protestantse of katholieke moslim?

Ik kwam de anekdote onlangs opnieuw tegen in een boek van de Franse socioloog en islamkenner Olivier Roy over de ingewikkelde relatie tussen religie en cultuur. Hij gebruikt het Noord-Ierse voorbeeld om duidelijk te maken hoe ongrijpbaar een religieuze marker eigenlijk is. In zijn versie is de atheïst trouwens een moslim geworden, een Bengalees die een nachtwinkeltje runt op de hoek van een protestantse en een katholieke straat. Op een donkere winteravond stormt een man met een bivakmuts zijn winkel binnen, zwaait met een pistool en roept: ‘Katholiek of protestant?’ ‘Ik ben moslim’, antwoordt de kruidenier. ‘Een katholieke of een protestantse moslim?’ schreeuwt de overvaller.

Nu hebben we dus al katholieke atheïsten en protestantse moslims. Blijkbaar kan een religieuze marker gewoon veranderen in een culturele of etnische marker, op voorwaarde dat een bepaalde godsdienst geruime tijd dominant is in een (deel van de) samenleving. Om nog een paar voorbeelden te noemen. Polen zijn katholiek, Russen orthodox en Tibetanen boeddhist. Dat is natuurlijk niet zo. Ze zijn het zeker niet allemaal, en niet op dezelfde manier, er zullen heel veel ‘sociologische gelovigen’ tussen zitten.

Of dichterbij: na eeuwen van levensbeschouwelijke apartheid tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden spreken we gemakkelijk over ‘calvinistische Hollanders’ en ‘katholieke Vlamingen’. Toch weten we allemaal dat op deze combinatie veel uitzonderingen bestaan, dat de uitspraak enkel zin heeft als je de religieuze markers als culturele interpreteert. Het suggereert dat vrijzinnige humanisten in Vlaanderen in culturele zin gestempeld zijn door het katholieke verleden en dat de katholieken in Holland iets calvinistisch hebben.

In deze gevallen blijft het nog allemaal redelijk onschuldig, maar het Noord-Ierse voorbeeld maakt duidelijk dat het niet ongevaarlijk is als de religieuze marker te lang blijft hangen. Haatpredikers als dominee Ian Paisley konden in zo’n taalveld prima gedijen en olie op het vuur blijven gooien, ook toen het vuur al aan het doven was.

De Franse benadering

Het wordt tijd dat we ons hiervan meer rekenschap geven, met name als we over de maatschappelijke aspecten van godsdienst en levensbeschouwing spreken. Waar hebben we het bijvoorbeeld over als we spreken over de ‘moslims van Europa’? Hebben we het dan over de godsdienst van die groep, de islam, zoals de term suggereert? Meestal niet, want ‘moslims’ is veeleer een etnische marker dan een religieuze. We hadden een term nodig voor een groep die we niet zo goed konden plaatsen (zie ook ‘allochtonen’). Daarbij hebben we gegrepen naar de ‘grootste gemene deler’ van de groep en gekozen voor de godsdienst van de meerderheid in de gebieden waaruit ze afkomstig zijn: de islam.

Het woord ‘moslims’ is dus een etnische term. Wij delen dit etnische gebruik van een religieuze term met de Angelsaksische wereld. In officiële Franse publicaties weigert men bewust deze religieuze marker te gebruiken. Daar verwijst men naar dezelfde groep met open omschrijvingen zoals ‘mensen met een migratieachtergrond’. Niet dat men de religie wil negeren, juist niet, maar men wil de mensen daar niet van tevoren op vastpinnen. Of de islam relevant is voor deze mensen zal bij nadere kennismaking wel blijken.

Het voordeel van de Franse benadering, die door de terreuraanslagen trouwens enorm onder druk staat, is dat je de nieuwkomers niet meteen als een ‘gesloten blok’ ziet met religieuze connotatie, maar als mensen met heel diverse culturele achtergronden. Dat strookt in elk geval met de realiteit: ze spreken verschillende talen, ze kennen elkaar helemaal niet en qua levensbeschouwing liggen ze vaak met elkaar overhoop. Net als bij ons is religie maar één aspect van hun veelkleurige en complexe identiteit als mens; en als die al een rol speelt, dan is dat altijd vermengd met die andere aspecten, vaak onbewust en onberedeneerd.

Moslimdominees à la Paisley

Vanaf het moment dat we ‘ze’ moslims noemen, krijgt het religieuze aspect plots veel gewicht, wordt het autonoom en gaat het enorm op het zelfbeeld wegen. Dat is niet wenselijk. Religieuze groepen ontlenen in West-Europa voor een deel hun bestaansreden aan het feit dat ze zich onderscheiden van andere groepen. Een sterke nadruk op dat aspect van de identiteit is dus niet per se bevorderlijk voor het samenleven. Vooral bij de benadering van migranten is de impact van deze aanpak niet te onderschatten. Ze hebben veel zaken waaraan ze hun identiteit ontleenden moeten achterlaten en voelen zich onzeker over ‘wie ze hier nu eigenlijk zijn’. Ze moeten zichzelf heruitvinden. Door hen als ‘moslims’ aan te spreken, stuur je de constructie van hun nieuwe identiteit meteen al in een religieuze richting. En dat is niet ongevaarlijk. Temeer daar er hier inmiddels een hele batterij religieuze sprekers klaarstaat om hen te helpen dat gat in hun identiteit op te vullen. Voor je erg in hebt, kapen moslimdominees à la Paisley met hun politiek-religieuze constructie het discours en zijn we vertrokken voor een volgend potje religieus armworstelen in Europa.

Lees meer in mijn online boek, waar ik nader inga op dit imperialisme van de religieuze identiteitsmarker.