STELLING:
Je kunt het christendom (als cultuurvormend gebeuren, meer dan 1000 jaar lang actief geweest) niet losmaken van de samenleving die zij mede gevormd heeft (de westerse samenleving), zonder dat je onomkeerbare schade toebrengt… zowel aan het christendom als aan de westerse samenleving.

HERENTALS, Preekstoel 2018 08 21

up | home

De christelijke erfenis en haar betekenis voor de westerse cultuur

[kader: 'Heilige Huisjes' in Herentals nodigt al 10 jaar mensen uit om op de preekstoel van de St. Waldetrudiskerk te vertellen wat het christelijk geloof voor hen betekent: 30 minuten, meer niet. Op 21 augustus 2018 was ik aan de beurt. De leestekst kost u 12-15 minuten.]

Ik heb niet voor het geloof gekozen. Het was er al, voor mij. In het huis waarin ik geboren werd, een pastorie boven de Grote Rivieren, was het aanwezig. Het werd er letterlijk met de paplepel ingegoten. Een gebed bij het eten, de zondagse kerkgang, de psalmen die wij zongen, een lange preek in een volle kerk … Niet dat ik de inhoud herinner, maar wel de klank, de sfeer, het gebouw, de geur, de kleur, het licht, de verveling…  Het was er, als geheel, als gebeuren. Het hoorde bij het leven. Ik neem er acte van: Eerst is er een beleving ingebed in een gemeenschap, met gewoontes, rituelen, die vanzelfsprekend zijn en natuurlijk schijnen. Pas nadien komt de uitleg, gaan woorden overheersen, die dit alles uitleggen. Theologie is een secundaire wetenschap, heeft iets van een rationalisatie van gedrag, achteraf. Post factum. Ze loopt dan ook altijd – en zeker vandaag – achter de feiten aan.

 

God en kerk horen, zo bezien, bij de inboedel van mijn leven. Als ik mijn levensverhaal vertel, zijn daarin religieuze elementen aanwezig. Dat is socio-psycho--logisch. Religie ‘erf’ je van je ouders (en zij van hun...): Het is een door en door traditioneel gegeven, sociaal ingebed. Je krijgt het ongevraagd mee, of ook niet. Zeker als bepaalde religies eeuwen aan een stuk de dominante levensbeschouwing zijn geweest. Dan zit er een hele cultuur omheen, is het vervlochten met het gewone leven. En het maakt niet uit of je het gelooft of niet, het ordent en bepaalt het leven. Een belangrijk aspect van deze vaststelling is, dat wij – als het om het christendom gaat – niet alleen individueel daar iets mee moeten doen (met de erfenis), maar ook als samenleving. Ook die heeft - als geheel - een erfenis ontvangen en moet daar iets mee doen. Niet dus – nogmaals – omdat je de binnenkant ervan overneemt (belijdend christen bent), maar gewoon omdat je die geërfd hebt. Ze is er, letterlijk: Je hebt er niet om gevraagd, je bent erin geboren. Daarom is onze samenleving zo zoals ze is…Ik kom erop terug. 

Eerst maar eens persoonlijk.

dick wursten op de preekstoel in herentalsAls je zelf meer en meer verantwoordelijkheid opneemt voor je leven: wat doe je dan met die christelijke erfenis. Dat is niet simpel. Dat hangt samen met al die andere dingen die je van huis uit hebt meegekregen. En dat hangt er ook vanaf hoe je dat deel van je opvoeding ervaren hebt. Het hangt ook af van het moment in het leven dat de vraag gesteld wordt. Het klinkt anders als je ouders nog leven, dan als ze gestorven zijn. Ook is het van belang of je in de subcultuur blijft of er buiten terechtkomt. Blijf je in het dorp of ga je naar de stad, dat maakte vooral vroeger nogal wat uit. Zo kristalliseert zich langzaam je eigen hoogstpersoonlijke levensbeschouwing uit, – met elementen uit de erfenis en nieuwe eigen ervaringen. En dat gebeurt op een organische manier.

Het is niet zo, dat je op een dag denkt: kom ik zal mijn geloof eens onderzoeken en dan beslissen of ik nog wel of niet geloof. Zo werkt dat niet. Neen, dat gaat procesmatig, zelfs onbewust: Bepaalde elementen van de traditie verliezen al levend hun relevantie,  zomaar. Ze ‘verdampen’. Elke zondag naar de mis, dan minder, dan bijna nooit meer. Waarom eigenlijk? Tjsa. God…? Eigenlijk lang niet meer aan Hem gedacht. Vroeger was ik er nochtans veel mee bezig. Bestaat hij eigenlijk wel? Waarom bidden, in je zelf, hardop? Als de cultuur eromheen ontbreekt, en er geen sociale druk is, dan kan het snel gedaan zijn. Natuurlijk voel je je schuldig, zo zit het systeem in elkaar, maar als iets z’n betekenis kwijt is, dan krijg het dat ook met geweld niet terug… Dan is het weg, verdwenen, verdampt.

 

Zo wordt heel ons verleden, heel onze opvoeding, onze ‘erfenis’ in de loop van het leven aan een test onderworpen, een praktische test: werkt het? Ervaar ik het als zinvol, waardevol? Spreekt de taal nog? En dan bedoel ik met taal meer dan woorden alleen: de communicatievormen waarin vroeger de goddelijke werkelijkheid in ons leven kwam, doen die het nog… Geleiden die nog? Dan gaat het over geloofsopvattingen (set of beliefs, het credo), rituelen, sacramenten, gewoontes, en in de katholieke traditie: vertegenwoordigt de clerus God nog? En – als ze beginnen te haperen, of zelf obstakels worden … wat doe je dan, hoe ga je dan verder? Dat is vandaag ontegenzeggelijk het geval. De taal (in die brede zin) die velen van ons als kind nog hebben geleerd, communiceert niet meer, ze geleidt niet meer, of slechts moeizaam. En al helemaal als we aan onze kinderen of kleinkinderen denken.

 

Dan moet je dus de balans opmaken en dat is lastig. En in geestelijke zaken die zo diep gaan als geloof, en God, is dat tamelijk ingrijpend: Dan heb je het gevoel dat je eigen bestaan, je wezen, je identiteit (wie je bent) op het spel staat. Ter discussie wordt gesteld. Zo voelt dat.Toch zal het moeten. Want een geestelijke erfenis kun je niet weigeren. Het is onderdeel van je identiteit, en dat blijft het, ook als je er later afstand van neemt. Sterker nog: Zelfs als u het niet hebt meegekregen in uw jeugd (bijv. antiklerikaal bent opgevoed), maar u bent hier geboren en ouder dan pakweg 40, dan nog durf ik stellen dat u het hebt meegekregen in uw jeugd… al was het alleen maar in de bestrijding ervan. De christelijke erfenis en de westerse cultuur hangen nauw samen. Het is het kader, waarbinnen het leven zich eeuwenlang afspeelde en gaf dat leven vorm. Ik gaf het al aan. En dat gaat diep.

En dat is dus niet alleen een persoonlijke zaak (privé), maar ook een politiek-culturele kwestie, kortom:

Een zaak die de hele samenleving aanbelangt.

Je kunt het christendom (als cultuurvormend gebeuren, meer dan 1000 jaar lang) niet zomaar losmaken van de samenleving die zij mede gevormd heeft (de Westerse samenleving), zonder dat je onomkeerbare schade toebrengt… zowel aan het christendom als aan de westerse samenleving.

 

Álle West-Europeanen zijn erfgenamen van de christelijke cultuur, gelovig of niet. En ze zouden zich best samen over dat erfgoed ontfermen en zien wat er meegenomen kan worden, moét worden naar de toekomst. Anders dan met een materiële erfenis kun je een geestelijke erfenis niet vernietigen. Hoe meer je je ertegen keert zelfs, hoe meer ze gaat spoken in andere domeinen van het leven. Denk aan de manier waarop ex-Jezuïet Etienne Vermeersch juist in de totale afwijzing van zijn christelijke opvoeding, de poging tot vernietiging ervan, tegelijk laat zien hoezeer hij bepaald wordt door precies die erfenis... en op z’n oude dag van binnenuit zich gedwongen voelt om er iets mee te doen, bij voorkeur iets positiefs. I don’t believe in God, but I miss him, schrijft iemand als Julian Barnes, die niet kerkelijk is opgevoed. Ook hij erft iets van het christendom - via de cultuur.

Meer dan 10 eeuwen Europese cultuur, gepokt en gemazeld door het evangelie, dat moet toch meer hebben opgeleverd dan we vandaag in onze misvieringen nog koesteren. Ik zoek dus in de erfenis naar die elementen, waarmee de mens zijn leven zo probeerde te ordenen dat het mens-zijn erop vooruitging (want die wil ik graag doorgeven aan de volgende generaties). Is dat enkel in de liturgie, de vrome offergang, de communie, de eucharistie te vinden? Stelt God dat dan enkel ter beschikking voor … gelovigen? Dat zou ik toch wel erg zuinig vinden. Ik wil buiten die binnencirkel ook die erfenis valideren en activeren. En dat kan, en eigenlijk veel gemakkelijker dan je denkt. De artefacten van de christelijke cultuur doen daar reeds bijna soeverein hun werk: Kathedralen, kloosters, schilderijen, muziek, literatuur… Ook dit zijn onderdelen van de christelijke erfenis, die in de Westerse cultuur is doorgegeven en die ‘hun taal spreken’. Alleen de officiële erfgenaam, de kerk, doet er zo weinig mee.

 

Misschien komt dat – gevaarlijke gedachte – omdat wij in de kerk vasthouden aan binnenkerkelijke taal om ons eigen erfgoed te valoriseren. Veel kerkelijk taal werkt – als je doorpraat – verhullend, leidt af van wat er echt speelt bij de mensen, of op het spel staat in de christelijke communicatie. De kunst lijkt mij om het christelijke verhaal zo te vertellen dat de hoorder aanvoelt (met al z’n zintuigen en andere faculteiten) dat middels dat verhaal een wereld wordt geconstrueerd, met ongewone perspectieven en verrassende vergezichten, waar je als mens wat aan hebt. Daarvoor moet je durven afstand nemen van de uitleggende theologie, die – zoals ik aan het begin al zei, toch maar achter de feiten aanloopt, en met haar rationalisaties de plank vaak misslaat, en zich in een post-moderne tijd steeds meer als een obstakel gedraagt in het communicatieproces, een stoorzender i.p.v. een transmitter.

 

Dit hangt voor een groot stuk samen met de ingrijpende is verandering die heeft plaatsgevonden in de manier waarop wij vandaag in het leven staan en onszelf waarnemen. Allemaal, gelovig of niet. We voelen ons vrij, ons lot ligt minstens gedeeltelijk in onze eigen hand. En ookal zijn we de facto minder vrij dan we denken, dan komt dat niet door God, maar verwijzen we naar onze genen, of naar de omstandigheden, of.... We accepteren ook niet meer dat ons wezen al zou vastliggen, altijd, voor eeuwig hetzelfde, bepaald door een 'Schepper' in den beginne, met alles wat daarbij hoort: man-vrouw, sociale orde, aangeboren, rolpatronen? Kom nou, dat is veel te massief. De paus zegt het nog wel, maar wie neemt dat nu echt serieus? Hier heeft de wetenschap z'n sporen verdiend (z'n 10.000-en verslagen om het bijbels te zeggen): Met name in de vorige eeuw is duidelijk geworden dat er processen schuil gaan onder alles wat gebeurt die heel anders zijn dan in de kerk wordt/werd gezegd. In de buitenwereld (de natuur: bio-evolutie, kosmologie, fysica), maar ook en vooral in de mens zelf (als wonderlijke eenheid van lichaam en geest: psychologie, cognitiewetenschap, neurobiologie) gaan de dingen heel anders in het werk dan eeuwenlang werd gedacht. De kerkelijke mensopvatting en het bijbelse wereldbeeld zijn schatplichtig aan een eerbiedwaardige, maar verouderde (meta-)fysica. Hoe emoties werken, hoe mensen zich ontwikkelen, hoe extern en intern leven zich tot elkaar verhouden, hoe materie en geest niet gescheiden kunnen worden, hoe genetica en neurologische activiteit mede bepalen wie wij zijn en hoe wij onszelf waarnemen: wij zien dat allemaal heel anders dan een eeuw geleden. Normaal en abnormaal is vandaag iets heel anders dan vroeger. Opvattingen over ziekte en gezondheid evolueerden mee, en met name kregen we veel meer gevoel voor hoe fragiel de mens eigenlijk is, en hoe précair zijn zelfbeeld, zijn zelfgevoel was niet is. Ook wat goed en kwaad is, wat men kan beïnvloeden, veranderen, en wat niet. Om over een veel kritischer analyse van machtsverhoudingen in het kerkelijk instituut nog maar te zwijgen.

 

De manier waarop over diezelfde mens, die zichzelf al levend probeert te ontwerpen, in de kerk gesproken wordt, begint toch wel erg te wringen met de manier waarop de hedendaagse mens zichzelf beleeft.

 

Mijns inziens is het dus tijd voor een update van de religieuze taal, zodat God nog een rol kan spelen in ons leven. En ik zie die wel degelijk.  In de kerkelijke rituelen en de bijbelse verhalen worden ervaringen gecommuniceerd, die de mens vroeger geholpen hebben om overeind te blijven in een onzeker bestaan. Zij hielpen de mens om zijn leven te ordenen, te duiden en verbindingen te leggen. Zij gaven hem het gevoel dat het leven als mens en als groep (volk) leefbaar was. Ik zie het als een ‘bron van wijsheid’, … een cumulatieve traditie van vele eeuwen, waarin inzichten in het leven, geleerd door het leven zelf (gefilterd en beproefd door vele generaties) zijn vervat in handelingen en verhalen. Zij boden aan de mens een kans om op weg te gaan voor die beperkte tijd dat hij hier is, samen met de mensen om hem heen en daarbij niet verloren te lopen. Zij gaven hem een identiteit (narratief geconstrueerd en ritueel beleefd):

- Het doopsel markeert de intrede, het In paradisum de uitgang.
- In de loop van het leven worden sterke momenten naar voren gehaald middels overgangsrituelen: rond de seksuele volwassenwording, bij het engagement om samen met een ander mens aan de toekomst te gaan bouwen.

- Ze verzorgen het gevoel van gemeenschap: geabstraheerd in de communie, maar eigenlijk veel beter vormgegeven in het wekelijkse sabbatsmaal, verwant aan familiefeesten, waarbij je samen aan tafel zit, eten en drinken deelt, gevoed word en geniet, wat een ongelooflijk rijk gebeuren is dat…

Dat bindt samen, dat maakt een mens tot mens, medemens, lichaam een ziel. Dat is religie… dat is wat God doet, d.w.z. wij doen zodat ons leven zin en samenhang krijgt.

 

De uitdaging is dus: Hoe kunnen wij de verhalen en rituelen die ons binnen de westerse traditie zijn overgeleverd, ontvangen en vertalen zodat ze ook in de toekomst het leven kunnen duiden, structureren en de mensen dus kunnen helpen zichzelf en de wereld beter te verstaan. In, maar ook buiten de geloofsgemeenschap.

Rituelen en verhalen 

Het gaat dan naast die rituelen vooral om de verhalen die in de bijbel worden verteld. Niet allemaal, maar toch eigenlijk wel heel veel. Die verhalen gaan over ons, ookal komen wij er niet in voor. Zij vertellen ons wie wij zijn, wij, mensenkinderen, kinderen van Adam. Zoals de Fransen het zeggen : Ce sont des histoires qui nous racontent. (Lechermeier in het voorwoord van Une Bible, zijn réécriture van een selectie bijbelse geschriften - zie deze pagina). Over aartsvaders, mislukkende koningen, wanhopige profeten, over jobstijdingen, exoduservaringen en woestijnreizen, verhalen die de ballingschap hebben doorstaan, die dus de afgrond kennen. Verrassend niet moralistische verhalen zijn het. Ze laten ons mensen zien die falen, maar ook ‘zichzelf overstijgen’. Ze roepen, allen tesamen, een beeld op van wat ‘ware humaniteit’ zou kunnen zijn, geen opgepoetst verhaal, maar een realistisch verhaal, een verhaal onder hoogspanning, een tableau vivant. En als summum en inbegrip: het verhaal van de mens Jezus (Adam, maar dan nieuw), maar liefst 4x verteld. Om je eraan te kunnen spiegelen, je erdoor te laten bevragen. Het verhaal van een mens die zo intens menselijk heeft geleefd, in woord en daad, dat zijn dood zijn levensverhaal niet beëindigd, maar nog meer kracht geeft.

 

Hoezeer dat verhaal werkt, als het niet op het niveau van de feiten wordt verteld en er geen duidende dogmatiek aan te pas komt, dat kun je afmeten aan de manier waarop er de vele Passie-uitvoeringen wordt gereageerd. Ze zeggen de mensen meer dan de mis… en door de muziek wordt de stoorzender van de expliciterende theologie zo goed als uitgeschakeld. Krachtiger verhaal dan die passie is er niet… maar dan moet het wel zo verteld worden, dat de lagen onder de ratio, onder het feitenrelaas, worden aangeboord. Dan communiceert het, dan wordt door de vertelling (narratief en muzikaal) de mens in zijn mens-zijn vooruit geholpen. En dan speelt God een hoofdrol. Hij is een (onmisbaar?) personage in de verhalen die de mens vertelt om zichzelf te constitueren/construeren.

 

In al die verhalen wordt ons leven verteld… Tua res agitur. Terwijl je je die verhalen eigen maakt, krijg je structuren, interpretaties, perspectieven aangereikt, waardoor je ook je eigen leven beter leert begrijpen, er meer vat op krijgt. Zo leer je je eigen leven vertellen op een niet simplistische manier. Dat is essentieel. Het zijn mens-wordingsverhalen. [Voor een résumé, lees theologie in een notedop ]

 

Ons eigen leven tot een verhaal maken, er kop en staart aan geven, oorzaken, redenen (En toen gebeurde er dit... en daarom ben ik zo etc...), doen we allemaal. Maar dat is vaak maar natte-vinger-werk. In het verhaal dat we over onszelf vertellen suggereren we veel meer redelijkheid dan er in werkelijkheid in zit. We verdonkeremanen (bewust, onbewust) factoren. Ze zijn daarom vaak kortzichtig om niet te zeggen, doorzichtig (zelf-rechtvaardiging, troostredenering). En - belangrijk - als het gaat spannen, stokt het verhaal dat we aan het spinnen zijn. De dood van een geliefde is vaak zo’n punt. Een trauma zet ons stil. Dan lukt het niet meer om het verhaal verder te vertellen. Het heeft/geeft geen zin, it has no meaning. Ook religieuze verhalen willen dan nog wel eens door de mand vallen. De aloude troostredenen werken niet. Wat dan? Tijd voor een nieuw verhaal? Kan dat? Beter misschien: een poging om je eigen verhaal anders te vertellen, door andere actoren en factoren ook in het plot te trekken, de skope te verbreden?

 

Maar hoe doe je dat? Hoe begin je daaraan? Mijn suggestie vandaag in deze context: zorg dat je op voorhand al beschikt over een voorraad kwalitatieve verhalen, waarin existentiële spanningsvelden gethematiseerd zijn. Ik bedoel: verhalen waarin vrijheid en bepaaldheid, dadendrang en acceptatievermogen samen voorkomen, waarin individuele en gemeenschappelijke elementen beide essentieel zijn, waarin dynamiek en vorm op elkaar betrokken worden, waarin verleden en toekomst tegelijk een scheppende rol spelen. Geslaagde verhalen zijn gelaagde verhalen. Wie met die ogen naar de christelijke erfenis kijkt, zal vaststellen dat daar rijke stof in aanwezig is, hoopgevende ook. Complex als het leven zelf. Niet alleen daar, godzijdank niet. Ook daarbuiten, maar vandaag gaat het over de christelijke erfenis. De kunst zal zijn om die verhalen-rijkdom, die dus zin en structuur geeft aan het leven, te laten horen, d.w.z. in de gewone vieringen natuurlijk, maar gezien dat een verdwijnend aanbod is, misschien ook daarbuiten…

 

Ik neem uit de christelijke traditie dus graag het narratieve mee, dat op een dieper dan feitelijk niveau mijn leven structuur geeft. En ik zou wensen dat de kerk van Christus, los van dogma en moraal, die verhalen meer naar voren zou brengen. Ze zal daarvoor - om maar eens iets te noemen - het Oude Testament moeten herwaarderen, als een eigensoortig onderdeel van haar boodschap. En die verhalen niet stiefmoederlijk moeten behandelen, als illustraties van de leer of de moraal gebruiken, zoals nu maar al te vaak het geval is. Daarmee haal je de levenskracht uit die verhalen.

 

Waarom doet de kerk daar niet veel meer mee dan, vraag ik me al jaren af? Waarom investeert zij haar resterende kapitaal daar niet in, in plaats van alles op palliatieve parochiezorg te zetten. En het is zo moeilijk niet. De sterkste verhalen en de belangrijkste rituelen hebben in de afgelopen eeuwen zelf al hun culturele uitdrukkingsvormen gevonden in de kunst, m.n. in de muziek. Je hoeft die enkel de juiste setting en wat context te bieden (narratief) en ze spreken weer.

 

Kortom: Ik zie een christelijke erfenis, rijk aan verhalen waarin ons leven wordt verteld op een manier waarmee we ook in de toekomst verder kunnen.

En ik hoop van harte dat deze erfenis zo door de kerk wordt ontvangen dat het goede daaruit heel de samenleving ten deel kan vallen, als erfgoed dat helpt om de mens zo naar zichzelf te laten kijken, dat hij leert wat menselijk leven echt is.

zomer 2018, Dick Wursten